Figuur
1. Links: De locatie van spoor #9 met de onmiddellijke
omgeving. Rechts: de relatieve sterktes van de pieken in en
rond spoor #9 in de geselecteerde loci (D3, D8 en D19) in het
profiel van Louwes. |
|
Deze redenering schijnt dus als volgt te werken:
Figuur
2. Links de veronderstelde wijze, waarop de DNA sporen zijn
verspreid. Rechts de impact die deze sporen plaatselijk zal
hebben gehad. |
|
In deze redenering schijnt het totaal vergeten te zijn, dat er al sporen van Louwes in de omgeving van spoor #9 waren aangetroffen en wel vlak erboven. Zie ook: paragraaf 6.5.1 over de verbluffende overeenkomst tussen de sporen #1 en #9. Het lijkt nog al logisch, dat de sterkte van deze sporen vanuit de richting van de bron sterk afnemen, zo ongeveer als met de bekende kwadraten wet. Om dit verder te verduidelijken, plaats ik de sporen uit het diagram in een nieuwe volgorde.
Figuur
3.
Als figuur 1, maar nu met de sporen in de volgorde, waarop ze
gegenereerd werden, als het spreken met consumptie de oorzaak
was. Spoor #9 valt nu niet speciaal op. |
Zetten we de hoogte van de DNA-pieken af tegen de 'vluchtgegevens' van
eventuele speekseldruppeltjes, veroorzaakt door een spreker achter de
schouder van mevrouw Wittenberg, dan ontstaat een keurig beeld van
afname van het verschijnsel met de afgelegde afstand.
Kortom, het NFI had de controlemonsters boven spoor #9 moeten
nemen om te overtuigen. Alleen .. die lagen er al en ontkrachten de
NFI-hypothese: 3 van de 4 tonen een hoger DNA-gehalte (**).
Figuur 4.
Linksboven de hier veronderstelde wijze, waarop de DNA
sporen zijn verspreid. Rechtsboven de afname in sterkte van de DNA-deposities (NFI) naar gelang van verwijdering van de bron. Hier is ook het aantal pieken in het Y-str onderzoek van het FLDO opgenomen.(***) Linksonder voorbeelden van trajecten, die speekseldruppeltjes afleggen, afhankelijk van de druppelgrootte. |
(*) In de gebruikte loci D8 en D19 staan de twee heterozygote pieken van Louwes, respectievelijk in een sterkte van 0-100 en 60-30 RFU als mogelijk gevolg van stuttereffecten. Een dergelijke onbalans wijst erop, dat de berekende bijdrage van Louwes in spoor #9 eigenlijk te hoog is.
(**) Een verwarrende rol wordt voorts gespeeld door de oncontroleerbare aanname, dat spoor #9 niet zou oplichten onder de crime-scope en de sporen erboven wel. Daaraan werd enige waarde gehecht, overigens geheel ten onrechte: spoor #9 kleurde roze door een substantie die in 2004 niet nader is onderzocht. Later onderzocht het NFI alsnog een roze spoor en toonde Fe3+ aan. Elders heb ik aangetoond, dat dit ion op vele manieren het oplichten onder de crime-scope tegen gaat. Zie ook paragraaf 6.5.2: crimescope.
(***)In de rapportage van het Y-str onderzoek van Prof. Dr. P. de
Knijff uit 2006 vinden we alleen het aantal gevonden pieken. In
DNA-validaties wordt het aantal teruggevonden pieken vaak gebruikt als
maat voor de bruikbaarheid van een profiel. Doordat hier geen
mengprofielen optreden, levert dit hier een redelijk aanvulling op het
beeld, dat met de gegevens uit het NFI-onderzoek werd geconstrueerd.