Controlesporen

De zogenaamde controlemonsters werden aldus door Het NFI op de kaart gezet tijdens het proces Den Bosch d.d. 26 januari 2004:

Omdat er tijdens de zitting van 8 december 2003 vragen rezen over de mogelijkheid dat het in vlek #9 aangetroffen DNA -materiaal al eerder, vóór het delict, op de blouse aanwezig was, is in de buurt van deze vlek een aantal controlemonsters genomen. De genomen monsters waren crimescope-negatief en reageerden niet op de tests voor sperma respectievelijk bloed. Deze bemonsteringen hebben geen bruikbaar DNA-profiel opgeleverd. Dit ondersteunt de hypothese dat het DNA-materiaal gelijktijdig is overgedragen met de lichtrode substantie.

De redenering werd door het Hof omarmd als bewijsmiddel:

-de afwezigheid van vreemd celmateriaal in controlemonsters (ter zitting van 26 januari 2004 heeft ing. Eikelenboom toegelicht dat deze controlemonsters net buiten de lichtrode vlekken zijn genomen) geeft steun aan de veronderstelling dat het mannelijk DNA gelijktijdig met de lichtrode substantie is overgedragen, aangezien anders verwacht kon worden dat dit mannelijk DNA ook net buiten de lichtrode substantie aangetroffen zou worden;

Tijdens de herzieningspoging 2006-2008 bleek de AG Mr. Machielse (conclusie 20 maart 2007) nog steeds geïmponeerd:

Dat de lichtrode vlekken misdrijfgerelateerd zijn is immers wel uiterst waarschijnlijk. Als dan in die lichtrode vlekken DNA materiaal van veroordeelde wordt aangetroffen en elders niet of in beduidend mindere mate vormt dit een zwaarwegende aanwijzing tegen veroordeelde, ook als het DNA materiaal te herleiden zou zijn tot speeksel of transpiratie


Figuur 1. Links: De locatie van spoor #9 met de onmiddellijke omgeving. Rechts: de relatieve sterktes van de pieken in en rond spoor #9 in de geselecteerde loci (D3, D8 en D19) in het profiel van Louwes.

Deze redenering schijnt dus als volgt te werken:

  1. Er is van Louwes DNA in spoor#9 aanwezig
  2. Er is geen DNA van Louwes rondom spoor#9 aanwezig
  3. Dan is het onlogisch dat dit DNA voorheen is achtergelaten
Maar klopt dit wel? We gaan de DNA content in spoor #9 nog eens vergelijken met DNA-sporen in de buurt.


Figuur 2. Links de veronderstelde wijze, waarop de DNA sporen zijn verspreid. Rechts de impact die deze sporen plaatselijk zal hebben gehad.

In deze redenering schijnt het totaal vergeten te zijn, dat er al sporen van Louwes in de omgeving van spoor #9 waren aangetroffen en wel vlak erboven. Zie ook: paragraaf 6.5.1 over de verbluffende overeenkomst tussen de sporen #1 en #9. Het lijkt nog al logisch, dat de sterkte van deze sporen vanuit de richting van de bron sterk afnemen, zo ongeveer als met de bekende kwadraten wet. Om dit verder te verduidelijken, plaats ik de sporen uit het diagram in een nieuwe volgorde.

Figuur 3. Als figuur 1, maar nu met de sporen in de volgorde, waarop ze gegenereerd werden, als het spreken met consumptie de oorzaak was. Spoor #9 valt nu niet speciaal op.

Deze analyse is geen voorbeeld van rocket-science. Er staan nogal wat pieken van Louwes in een stutter-positie en zijn daarom waarschijnlijk te hoog weergegeven. Maar het goede nieuws is, dat dit ook geldt voor spoor #9 (*). Daarnaast zijn de sporen #14, #15 en #17 uitsluitend 'verwekt' met een input 10 µL (in plaats van 1 µL), waardoor het risico van een afwijkende uitslag aanwezig is, indien water is gebruikt als oplosmiddel, zie paragraaf 6.3.1. En andere kant zijn de gebruikte proefomstandigheden steeds weer anders. (Al mijn berekeningen zijn 'genormaliseerd' tot 15 s injectietijd, terwijl het inputvolume - zoals al eerder getoond - weinig houvast biedt.)

Zetten we de hoogte van de DNA-pieken af tegen de 'vluchtgegevens' van eventuele speekseldruppeltjes, veroorzaakt door een spreker achter de schouder van mevrouw Wittenberg, dan ontstaat een keurig beeld van afname van het verschijnsel met de afgelegde afstand.
Kortom, het NFI had de controlemonsters boven spoor #9 moeten nemen om te overtuigen. Alleen .. die lagen er al en ontkrachten de NFI-hypothese: 3 van de 4 tonen een hoger DNA-gehalte (**).




Figuur 4.
Linksboven de hier veronderstelde wijze, waarop de DNA sporen zijn verspreid.
Rechtsboven de afname in sterkte van de DNA-deposities (NFI) naar gelang van verwijdering van de bron. Hier is ook het aantal pieken in het Y-str onderzoek van het FLDO opgenomen.(***)
Linksonder voorbeelden van trajecten, die speekseldruppeltjes afleggen, afhankelijk van de druppelgrootte.

(*) In de gebruikte loci D8 en D19 staan de twee heterozygote pieken van Louwes, respectievelijk in een sterkte van 0-100 en 60-30 RFU als mogelijk gevolg van stuttereffecten. Een dergelijke onbalans wijst erop, dat de berekende bijdrage van Louwes in spoor #9 eigenlijk te hoog is.

(**) Een verwarrende rol wordt voorts gespeeld door de oncontroleerbare aanname, dat spoor #9 niet zou oplichten onder de crime-scope en de sporen erboven wel. Daaraan werd enige waarde gehecht, overigens geheel ten onrechte: spoor #9 kleurde roze door een substantie die in 2004 niet nader is onderzocht. Later onderzocht het NFI alsnog een roze spoor en toonde Fe3+ aan. Elders heb ik aangetoond, dat dit ion op vele manieren het oplichten onder de crime-scope tegen gaat. Zie ook paragraaf 6.5.2: crimescope.

(***)In de rapportage van het Y-str onderzoek van Prof. Dr. P. de Knijff uit 2006 vinden we alleen het aantal gevonden pieken. In DNA-validaties wordt het aantal teruggevonden pieken vaak gebruikt als maat voor de bruikbaarheid van een profiel. Doordat hier geen mengprofielen optreden, levert dit hier een redelijk aanvulling op het beeld, dat met de gegevens uit het NFI-onderzoek werd geconstrueerd.