Crimescope
|
De
Xenon
gasontladingsbuis vormt het hart van de crimescope. Het licht
hiervan bevat een hoog gehalte UV-licht, dat zorgt voor
fluorescentie in bepaalde producten van biologische herkomst.
|
Proces Den Bosch 2003/2004
|
uitspraak 9 februari 2004
|
2.1.7.2 |
de in de lichtrode substantie
aangetroffen sporen geven bij beschouwing met de crimescope geen
indicatie voor de aanwezigheid van lichaamsvloeistoffen zoals
sperma, speeksel of zweet, hetgeen enige steun geeft aan de
veronderstelling dat het aldaar aangetroffen celmateriaal
afkomstig is van huidcellen; |
2.1.7.4 |
de afwezigheid van vreemd
celmateriaal in controlemonsters (ter zitting van 26 januari 2004
heeft ing. Eikelenboom toegelicht dat deze controlemonsters net
buiten de lichtrode vlekken zijn genomen) geeft steun aan de
veronderstelling dat het mannelijk DNA gelijktijdig met de
lichtrode substantie is overgedragen, aangezien anders verwacht
kon worden dat dit mannelijk DNA ook net buiten de lichtrode
substantie aangetroffen zou worden; |
2.1.7.5 |
het op zoveel verschillende
plaatsen (rechterschouder, achterzijde kraag, achterzijde revers,
rechter voorpand) aantreffen van het mannelijk DNA verwacht men
niet van een zakelijk contact als praten en het geven van een
hand; |
Zoals
het
arrest aangeeft, was de relatie tussen DNA-sporen en de lichtroze
vlekken sterk bepalend. Later -tijdens de revisiepoging-, zou de
AG Mr. Machielse daarover opmerken:
Dat de lichtrode
vlekken misdrijfgerelateerd zijn is immers wel uiterst
waarschijnlijk. Als dan in die lichtrode vlekken DNA materiaal
van veroordeelde wordt aangetroffen en elders niet of in
beduidend mindere mate vormt dit een zwaarwegende aanwijzing
tegen veroordeelde, ook als het DNA materiaal te herleiden zou
zijn tot speeksel of transpiratie. (Conclusie inzake de
Deventer-moordzaak 20 maart 2007)
Kijken we vervolgens naar het plaatje hiernaast, dan zien wij
direct, dat er van deze opmerking (en andere geciteerde artikelen)
niets deugt; er zijn -afhankelijk van de manier van waarderen- 14
(subsidiair 9) DNA-sporen in het spel, en daarvan zijn slechts 4 (subsidiair 3) DNA-sporen in de
roze vlekken gevonden.
Waar komt die opmerking dan vandaan? Het heeft er alle schijn van,
dat de vele door de crimescope gedetecteerde vlekken gewoon niet
meetellen in deze redenering.
Het komt er als het ware op neer, dat er enige betekenis wordt
gehecht aan het ontbreken van een crimescope-signaal in de roze
vlekken - zie ook het gestelde in 2.1.7.2.
Zie verderop: het ontbrekende crimescope-signaal
|
|
|
|
Alle
aangetroffen
sporen, met DNA van Louwes. Lichtblauw zijn de sporen, die met
de crimescope werden gedetecteerd. Rode sporen zijn
bloedvlekjes. De oranje-gele sporen bevonden zich in de
lichtroze vlekken. De omvang van de aanduidingen geeft de
significantie van de gevonden Y-chromosomale profielen weer.
Lege cirkels geven aan waar het DNA-profiel van Louwes
ontbrak. Donkerblauw zijn controlemonsters. Eén daarvan bleek
toch twee DNA-kenmerken van Louwes te bevatten, tegen de
hypothese in. Details hier.
|
Ing. Eikelenboom bij Pauw en Witteman
Op
20 november 2013 verscheen ing. Eikelenboom in het bekende praatprogramma, om uitleg te geven over
alweer een triomf met zijn 'originele' aanpak van DNA-onderzoek.
Daarbij haalde hij het gebruik van de crimescope aan.
Om het belang van het gebruik
van dit middel kracht bij te zetten, haalde E. een document
aan uit de Deventer Moordzaak, een document, waarin hij twee
sporen aanwees, die het DNA van Louwes zouden bevatten:
|
Nu, dat plaatje verdient een nadere analyse. Op de foto is de
blouse te zien in een blauwige gloed. Die gloed kan veroorzaakt
zijn door een blauw filter op de crimescope, maar ook kan de
blauwe gloed veroorzaakt zijn doordat UV-licht is gebruikt, die
witmakers in de blouse tot fluoresceren hebben aangezet. In
ieder geval zien wij daarnaast een aantal vlekken, waarvan de
randen juist geelachtig licht uitstralen. Dat vindt zijn oorzaak
in zogenaamde fosforescentie, een verschijnsel, verwant aan
fluorescentie, maar kenmerkend optredend bij een langere
golflengte. In het centrum van de gele vlekken is het licht weer
uitgedoofd, de verklaring hiervoor ligt in de aanwezigheid van
ijzer, zie de uitleg in de paragraaf hieronder. Waar het nu even
meer om gaat, is de kwaliteit van hetgeen E. hier naar voren
brengt, met veel aplomb nog wel. Hiervoor is weer een plaatje
nodig. |
|
Links
de blouse op de plaats delict, 25 september 1999. Midden de
door E. getoonde crimescope-foto, 2003. Rechts een afbeelding
uit NFI-rapport ten tijde van het oriënterend onderzoek
(2006).
|
Duidelijk is nu zichtbaar, dat de twee
door E. aangewezen sporen tijdens het laatste uitgevoerde NFI-onderzoek
(2006), dus op de rechter afbeelding, nog steeds niet waren of werden
bemonsterd (er zitten geen stickers bij). Het linker vlekje gaat in de
laatste NFI-afbeelding half schuil onder het opgeplakte cijfer 8 (een
goede demonstratie van het geringe belang dat het NFI aan dit spoor
hechtte) en het rechter vlekje zit recht onder de langwerpige bloedvlek.
En dat ze niet werden bemonsterd, is ook geheel niet verwonderlijk. De
linker foto, onmiddellijk genomen na de vondst van het slachtoffer laat
met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zien, dat de vlekjes ook
helemaal niet tijdens het delict werden achtergelaten, maar later, tijdens
de onderzoekshandelingen van de technische recherche of de
patholoog-anatoom. Zie ook de wat meer naar links gelegen wat grotere vlek
met overigens dezelfde karakteristieken, waarvan duidelijker zichtbaar is
dat deze een contaminatie is.
Kortom, E. fantaseerde er bij Pauw en Witteman maar wat op los met zijn
inbreng in de Deventer Moordzaak. Dat was in 2013. In 2003 was dat al niet
beter.
Het ontbrekende crimescope-signaal
DNA is geweldig stabiel. Het is gelukt, om
uit biologisch materiaal van (tien-)duizenden jaar oud DNA te
isoleren en af te lezen (o.a. van Neanderthalers). Daar komt bij, dat dit
DNA tijdens de analyse weer tot een analyseerbare hoeveelheid wordt
opgeschroefd door een exponentiële vermeerdering via
PCR.
Ook DNA-
fragmenten laten zich via
deze techniek vermeerderen en kunnen dan geanalyseerd worden, alsof ze
afkomstig zijn uit het oorspronkelijke DNA.
Dit alles geldt niet voor de klassieke biologische sporen. Van bloedsporen
blijft altijd nog een zichtbaar residu van ijzer(III)-verbindingen achter,
van zoiets als speeksel ontbreekt na verloop van tijd ieder spoor.
De wijze van vergaan is niet moeilijk te raden: o.i.v. atmosferische
zuurstof worden organische producten geoxideerd tot water en kooldioxide.
Enige 'assistentie' door bacteriologische werking ligt voor de hand.
In het onderhavige geval waren de omstandigheden er ook wel naar; de
blouse met sporen werd in een kartonnen doos bewaard op een zolder boven
een politie-garage. Daar kon het van tijd tot tijd behoorlijk warm zijn,
afgaande op de hoge temperaturen, die met name in de zomer van 2003
'langskwamen':
|
Terwijl
de blouse bewaard werd op zolder, kon het zomers heel warm
worden; vooral de zomer van 2003 kende tropische perioden van
rond de 35 oC. Bacteriële afbraak kent een optimum
van 37 oC.
|
Toch bleef er op allerlei plekken op de
blouse waarschijnlijk speeksel behouden; de crimescope actieve sporen. Dit
ondanks dat speeksel op zich onder de crimescope moeilijk te detecteren
blijkt:
Dat het hier speeksel betreft wordt
aannemelijk gemaakt door het bezoek, dat Louwes 's ochtends aan het
slachtoffer bracht, waarbij beiden zich over hetzelfde document bogen. Het
'
ochtendbezoek' is wel eens in
twijfel getrokken, maar staat toch echt goed vast. De depositie, zoals
hierboven te zien was, komt goed overeen met het
toen
gevoerde
gesprek.
Maar waarom zag men niets van het speeksel in de roze vlekken? Het
antwoord is van ontnuchterende eenvoud: het was weggeraakt!
Zoals bleek tijdens het oriënterend onderzoek, en wat men allang had
kunnen raden, bevatten de roze vlekken het element ijzer, en wel in de
vorm van ijzer(III)-ionen. En deze ijzer ionen zijn nu heel goed in staat
de oxidatie van organische stoffen te versnellen; juist het type dat
gemakkelijk fluoresceert is ook nog eens gemakkelijk te oxideren.
Nader onderzoek levert de volgende feiten op:
- fluorescentie (en fosforescentie) in speeksel baseert zich op de
spectrometrische verschijnselen van tryptofaan
- tryptofaan is ontzettend gevoelig voor de aanwezigheid van
ijzer-ionen
- tryptofaan is ontzettend gevoelig voor oxidatie
- oxidatiereacties worden in sterke mate gekatalyseerd door
ijzer-ionen
Kortom: ijzer-ionen dwarsbomen na verloop van tijd de fluorescentie.
Hier treft u de volledige studie hieromtrent:
rapport onderdrukking fotoluminescentie
Hieronder een samenvattend overzicht: