Het gaat hier om een spoor, dat volgens de
NFI-gegevens met QIAamp werd geëxtraheerd (meer hierover in paragraaf
6.1.1). De berekening werd echter gebaseerd op de veronderstelling, dat de
extractie met Chelex werd uitgevoerd. Bij gebruik van Chelex ontstaat 400
µl extract, bij QIAmp echter 50-100 µl, waardoor de berekening ineens 4
tot 8 x lager uitkomt. Ook is de hoeveelheid DNA in een cel eerder 7 dan 5
picogram.
Om meer zekerheid te verkrijgen omtrent de hoeveelheid in een monster is naast de vergelijking van de uitkomsten van de semi-kwanitatieve test ook een vergelijking gemaakt van de sterktes van de profielen. De semi-kwantitatieve test kent slechts een beperkt aantal afleesmogelijkheden (in stappen van x2), waardoor er eerder sprake is van intervallen, dan van waarden. Eerst moet geadresseerd worden, in welke mate de sterktes van profielen maatgevend zijn voor de hoeveelheid aangetroffen DNA.
|
|
Twee
demonstraties
van de evenredigheid van de sterkte van profielen en de
hoeveelheid gemeten DNA. Links de uitleg van Butler, zo
ongeveer de geestelijke vader van de capillaire electroforese.
Rechts een afbeelding uit de manual van het door het NFI
gehanteerde systeem. |
|
Analyse van de
RFU-waarden in resultaten van het NFI in de Deventer
Moordzaak in een aantal eenduidige sporen, vervaardigd met
dezelfde technieken. |
|
|
Voorbeelden van validatie-onderzoeken van vergelijkbare analyse-systemen, waarin gedemonstreerd wordt, dat binnen ieder locus de RFU-waarden goed correleren met de hoeveelheid ingebracht DNA. |
Gebruikmakend van twee aspecten, de goede
correlatie binnen dezelfde locus en het aspect, dat de kleinste fragmenten
de duidelijkste representatie geven, heb ik per zogenaamde lane steeds één
locus geselecteerd. Daarbij kwam de prettige omstandigheid om de hoek
kijken, dat de pieken van zowel het slachtoffer als de heer Louwes in de
heel duidelijke locus met de fraaie codering D3S1358 (blue lane)
homozygoot zijn, dus steeds naar verhouding tweemaal zo groot als
vergelijkbare andere pieken. Voorts is D8S1179 (green lane) gebruikt, die
alweer voor het slachtoffer homozygoot is (de heterozygote pieken van
Louwes heb ik opgeteld), evenals het locus D19S433 (yellow lane, dat
tweemaal heterozygoot is).
Als we alle resultaten voor de relevante sporen met elkaar vergelijken,
ontstaat er een zeer consistent plaatje:
|
De RFU-waarden van de drie genoemde loci in de drie verschillende 'lanes' zijn hier - de sporen in de Deventer Moordzaak - onderling gecorreleerd. |
|
Voor ieder spoor zijn de
relatieve sterktes van de pieken in de drie eerder genoemde
loci uitgezet. In sommige gevallen zijn de bijdragen in een
spoor gesplitst naar donor of gespecificeerd naar donor (W
of L). |
Voor de capillaire electroforese wordt 1µl van het PCR-product in een monsterbuisje met water of formamide gebracht en gebufferd, zodat de de zuurgroepen hun proton verliezen. Dat geldt voor de door kopiëren gevormde DNA-fragmenten, maar ook voor de ongebruikte bouwstenen, die ook van nature vrijwel net zo zuur zijn. Brengt men meer PCR-product in het monsterbuisje, dan vermeerdert men automatisch ook de concurrentie. De concurrentie bestaat uit kleinere moleculen, waardoor er geen voordeel ontstaat voor de bedoelde DNA-fragmenten, die meer dan 100x zo omvangrijk zijn.
|
|
Links
de werking van de electrokinetische injectie. Tijdelijk worden
electrode en capillair in het monsterflesje gedompeld om wat
ionen uit het mengsel te vissen. Rechts een onderzoek van
Butler (diagram nagetekend). Hier is te zien, dat het
aanbieden van meer PCR-product contraproductief werkt, tenzij
men werkt met inferieure oplosmiddelen (rechter metingen). |
De monstername aan de start van de electroforese vindt plaats door het aanleggen van een spanningsveld tussen (een electrode in) het monsterflesje en het uiteinde van de capillair, waarin zich een scheidende gel bevindt. In feite vindt er op dat moment 'in het klein' een extra electroforese plaats: er wordt steeds een overmaat aan meer kleine deeltjes in de gel opgenomen, één van de oorzaken voor het 'afvallen' van de diagrammen, zoals eerder is gedemonstreerd (zie het voorbeeld in paragraaf 6.3.1.). De hoeveelheid opgenomen PCR-product wordt bepaald door de heersende stroomsterkte en de duur van het bemonsteren, de zogenaamde injectietijd (Q = i * t). De hoeveelheid ionen die beschikbaar is, maakt in principe geen deel uit van deze formule. er kunnen nooit te weinig ionen zijn, want dat is bijvoorbaat geregeld in de samenstelling van het mengsel, dat in de PCR wordt samengebracht. Voor eventuele verschillen in injectietijd t heb ik wel consequent gecorrigeerd. De hoeveelheid PCR-product variëren helpt dus niet, hetgeen het NFI zelf heeft geverifieerd!
|
|
Twee
onderzoeken binnen een onderzoek. Hier onderzocht het NFI de
mogelijkheid een betere opbrengst aan DNA-pieken te krijgen
met grotere volumina aan PCR-product, ondanks dat al lang
bekend en aangetoond was (bijvoorbeeld door de eerder genoemde
Butler), dat dit niet werkt. |
Er werden twee extractie-methoden gebruikt, Chelex voor de eerste 10 sporen en QIAamp voor de overige 10. Het verschil in resultaat tussen beide methoden laat zich als volgt karakteriseren:
Omdat in beide gevallen ruimschoots voldoende voldoende volume wordt geproduceerd voor het PCR-proces, is QIAamp dus gewoon effectiever.Bij het vergelijken van sporen uit de reeks 1 -10 met de reeks 11 - 20 moet hier rekenschap van gegeven worden.
Met Adobe Photoshop Elements is het mogelijk een aantal bepalingen te doen, die zeer behulpzaam zijn bij het bepalen van een aantal kenmerken van de genomen monsters. De gelukkige omstandigheid doet zich voor, dat vrijwel alle monsters zijn gefotografeerd vóór en na het uitknippen. Daarmee valt bijvoorbeeld vast te stellen, hoe groot een bloedvlek was, en welk deel ervan in de bemonstering kwam. Daarnaast bezit de blouse een bijzonder nuttig kenmerk: er staat een stippeltjespatroon op met nauwkeurig bekende afmetingen. Door steeds de virtuele oppervlakte van een zeshoek op de blouse te meten en te vergelijken met de werkelijke oppervlakte van deze zeshoek (4.06 cm2 groot), kan iedere oppervlak worden geijkt, of de blouse nu recht van boven is gefotografeerd of onder een hoek.
|
Verschillende stadia van
het Photoshop onderzoek. Zodra een gekleurd vak wordt
geselecteerd, kun je in Photoshop van die selectie het aantal
pixels en de luminantie van die pixels aflezen (beide met de
optie [Image] > [Histogram...]). |