Spoor #10 in de computer

Het NFI heeft van spoor #10 alleen gerapporteerd, dat spoor #10 overeenstemt met het profiel van Louwes. Verder niets. Pas tijdens de herzieningsaanvraag in 2006 kwam daar enige wijziging in. Uit de overlegde electroferogrammen werd het ten kantore van Prof. Mr. Knoops duidelijk, dat er op meerdere posities in het electroferogram extra piekjes zichtbaar waren, die uitgelegd konden worden als een minimaal spoor van DNA van het slachtoffer. Deze waren door de NFI-onderzoeker van het electroferogram speciaal gesignaleerd door middel van een zogenaamd am-label, dus added manually. In twee gevallen precies op posities, waar het slachtoffer in haar profiel dubbele pieken toonde: D3 en D8.


Deze reconstructie van het electroferogram van spoor #10 laat de ligging van de 11 loci zien, die later door een computer werden teruggevonden.

Sindsdien is er heel wat veranderd in DNA-land. Waardoor de DNA-analyses veel trefzekerder zijn geworden. Er wordt tegenwoordig niet alleen gelet op de posities, die de pieken innemen, maar ook hoe hoog ze zijn. Paragraaf 6.3 en de onderliggende paragrafen geven daar al een idee van. Maar het kan nog beter met behulp van de computer. De computer kan allerlei complicaties, die ontstaan bij het maken van een profiel op waarde schatten (letterlijk) en verwerken in een totale uitkomst, zo in de trend van: hoe waarschijnlijk is dit profiel eigenlijk als we uitgaan van dit en dat? Dit en dat kunnen we zelf dan invullen.

En dat gaan we hier doen, want we hebben profiel #10 beschikbaar en kunnen vervolgens een dit en een dat definiëren:

  1. Dat: de aanname van het NFI in 2003, dat het profiel van spoor #10 alleen DNA van Louwes bevatte. Een aanname, die fataal was voor Louwes, want daardoor ging zelfs Louwes zich afvragen, hoe zijn bloedvlekje in hemelsnaam op de blouse van mevrouw Wittenberg kon komen. Hij haalde er zijn nagelriemen bij en zijn allergie met neusproblemen. Ook dacht hij geframed werd met behulp van een eerdere bloedafname voor DNA-onderzoek. Zo'n dat heet in het jargon de prosecutor's hypothesis Hp.
  2. Dit: het profiel toont twee profielen inéén, een klein beetje DNA van mevrouw Wittenberg, overeenkomstig het hele kleine bloedvlekje in spoor #10 en heel veel DNA van Louwes overeenkomstig zijn speekseldepositie op de achterkant van de blouse. Twee niet uitgevoerde onderzoeken ondersteunen a priori deze gedachte: er werden oplichtende sporen op het rugpand van de blouse aangetroffen die niet verder werden onderzocht (kunnen andere speekselsporen van Louwes zijn geweest) en spoor #10 werd niet nader onderzocht op de aanwezigheid van speeksel, dat zou zonde van het materiaal geweest zijn... Dat je ook vlak naast spoor #10 naar speeksel had kunnen zoeken, dat kwam kennelijk bij niemand op in zijn hoofd. Oh ja, we spreken hier in het jargon van de Hd, de defence hypothesis.

Om het verhaal niet verder te compliceren richten we hier ons op twee computerprogramma's, die in wezen hetzelfde verrichten. De ene komt van de universiteit van Oslo en heet EuroForMix. De andere is geïntroduceerd door het NFI en heet DNAstatistX. Afgezien van technische details (gebruikte programmeertalen) doen ze precies hetzelfde. Omdat het NFI veel te maken heeft met de voorliggende vragen, richten we ons hier vooral op DNAstatistX, dat welwillend door het NFI ter beschikking werd gesteld.
Wie het naadje van de kous wil weten leest het hele verhaal hier:Uitgerekend spoor #10.

Hoe werkt het?

De bediening is erg eenvoudig. Twee 'kommagescheiden' tekstbestanden volstaan. Het ene geeft het profiel weer, van alle piekjes die je kunt onderscheiden de hoogte en de plekken waar ze staan. Het andere bestand bevat de referentieprofielen, die zijn nog eenvoudiger, alleen de plaatsen waar de pieken staan zijn genoeg. Daarnaast moet je nog opgeven welke DNA kit werd gebruikt en welke drempelwaarden worden aangehouden - die mag je kiezen, waardoor je meerdere mogelijkheden kunt laten onderzoeken. Het belang van dergelijke waarden werd in de beeldbank uitgelegd. Voorts moet nog een bestand met frequenties van markers worden aangegeven (wellicht in het onderhavige geval overbodig).
Vervolgens kies je de Hp en de Hd, ofwel, welke referentieprofielen in aanmerking komen als 'bouwstenen' voor het voorliggende profiel. Daarna kun je de twee mogelijkheden laten aftasten.

De computer gaat piek voor piek na, welke (on-)waarschijnlijkheden moeten worden ingecalculeerd om de gevonden hoogte te rechtvaardigen. We zagen hierboven al, dat er een paar pieken zijn, die niet uit het profiel van Louwes stammen, dus de Hp staat al bij voorbaat op losse schroeven. Maar er is meer, in de paragraaf spoor #10 onder loep is dat voor vele pieken al gedemonstreerd. Nu de computer nog.
Na de aangevraagde berekening komt de computer met twee waarschijnlijkheden: Hp laat zien, hoe veel toeval nodig is om precies dat profiel als we hierboven zien tevoorschijn te toveren. En dat is veel toeval, zo ongeveer 1 op een getal met ruim 90 nullen. Ook de Hd geeft een heel kleine waarde, maar tco wel wat groter dan de Hp. De verhouding schommelt - afhankelijk van de gekozen drempelwaarden - zo tussen de 1 op 3 en 1 op 400. Maar altijd ten gunste van Hd. Wat hier logisch wordt gevonden, spoor #10 is een mengprofiel, vindt de computer(software) ook logisch. En zou het NFI ook logisch moeten vinden, want het is hun software.



Links het electroferogram van de computer. Met de muis kan men in het gebruikte programma EuroForMix de pieken selecteren en uitvergroten en op die manier de bijdragen aan het profiel van de twee donoren zichtbaar maken.
Rechts een afbeelding uit DNAStatistX, die de totale bijdragen van de twee donoren laat zien. Zoals al gesteld, kan het bloedvlekje van mevrouw Wittenberg prima worden vereenzelvigd met de hoeveelheid DNA van haar in het mengsel.


Uiteindelijk is het mogelijk op die manier het profiel van mevrouw Wittenberg te isoleren en zo te demonstreren dat er een 'levensvatbaar' profiel overblijft, dat vergeleken kan worden met andere profielen van het slachtoffer van overeenkomstige bloedvlekjes. Dan is het bewijs helemaal rond: het vlekje is het gevolg van contaminatie met bloed van het slachtoffer.


Links het electroferogram afgeleid uit EuroForMix. Rechts het profiel uit spoor #6 dat zonder aarzeling aan het slachtoffer werd toegeschreven. In beide profielen van (even-)lage RFU-waarden ontbreken pieken (dropouts) maar zijn er ook genoeg over. In het linker diagram staat geen Xamel, maar dat is een (computer-)technische kwestie.