Argumenten schema, gemaakt met FreeMind. Ondersteunende argumenten in groen, afwijzende argumenten in rood.
Argumenten schema, gemaakt met FreeMind. Ondersteunende argumenten in groen, afwijzende argumenten in rood.
Uitspraak hoger beroep |
Gerechtshof Arnhem, 22-12-2000 |
Citaat | Verdachte heeft op een tijdstip gelegen
zeer kort voor het vermoedelijke tijdstip
van overlijden, terwijl hij, zoals uit het
daaromtrent gedane onderzoek overtuigend
is gebleken, in Deventer was of zich in de
onmiddellijke omgeving van Deventer
bevond, met het slachtoffer getelefoneerd.
Dit gesprek heeft 16 seconden geduurd. Het
is het laatste
telefoongesprek dat door het slachtoffer
is gevoerd.
(iii) Bewijsmiddelen 5 tot en met 8 |
Commentaar |
Er is nooit
bewijs overlegd, dat dit telefoongesprek het
laatste gesprek was.
Daarvoor zou een complete B-analyse op de
telefoons van het slachtoffer verkregen
moeten zijn. Die analyse was er niet. Het
nummerweergavegeheugen van het
telefoontoestel van het slachtoffer zat niet
vol, dus dat leverde dit bewijs niet (er was
op enig moment gewist). |
Arrest Hoge Raad Cassatieberoep |
Conclusie Nr. 01327/01 Mr Jörg Zitting: 9 oktober 2001 |
Citaat | 14. Tenslotte wordt door de steller van
het middel nog een beroep gedaan op het
feit dat het gevoerde alibiverweer niet
door het hof is verworpen. Dit verweer had
in hoofdzaak betrekking op het in het
opsporingsonderzoek naar voren gekomen
GSM-gebruik door verzoeker en de daaraan
verbonden plaatsvaststelling aan de hand
van de GSM-paal met Cell-ID 14501. In het
middel wordt aangevoerd dat bij het hof is
betoogd dat sprake is geweest van een
onjuiste registratie van het GSM-gesprek
en dat niet is uitgesloten dat verzoeker
heeft getelefoneerd via een andere Cell-ID
dan door de KPN is vastgesteld.
15. Dit
onderdeel van het middel faalt eveneens.
Het hof heeft immers in de
bewijsmiddelen 5, 6, 7 en 8 vastgesteld
dat verzoeker omstreeks 20.36 uur met
het slachtoffer heeft getelefoneerd en
dat dit geschiedde via een GSM-paal
opgesteld aan de Nieuwstraat in
Deventer. Het gevoerde bewijsverweer
wordt aldus volledig weerlegd door de
bewijsmiddelen. De klacht in het middel,
die uitgaat van een alternatieve lezing
van het bewijsmateriaal, stuit derhalve
af op de hoofdregel dat de selectie en
waardering van het bewijsmateriaal is
voorbehouden aan de feitenrechter (zie
HR 6 juli 1999, NJ 2000, 379 en HR 21
september 1999, NJ 2000, 380, m.nt. Kn).
Ik wil er nog op wijzen dat zowel in
zijn rapport als in zijn verklaring ter
zitting van 2 oktober 2000 de
KPN-getuige-deskundige als zijn
deskundig oordeel heeft uitgesproken -
ik vat de verschillende elementen samen
- dat het buitengewoon onwaarschijnlijk
is dat een telefoongesprek tussen een
mobiele telefoon nabij 't Harde met een
vaste telefoon in Deventer zou zijn
afgewikkeld via een GSM-paal in
Deventer. Ook hier geldt weer, zoals
onder 10 aangegeven, dat een
theoretische mogelijkheid van een
alternatief niet aan de overtuiging van
de rechter in de weg behoeft te staan. |
Arrest Hoge Raad herzieningsaanvraag |
Conclusie Nr. 00095/02 Herz Mr Wortel Zitting: 11 maart 2003 |
Citaat | 75. Mij komt het voor dat in het rapport van Inkassotheek/SRD, voor zover het de natuurverschijnselen betreft die zich op 23 september 1999 hebben voorgedaan, een feit aannemelijk is gemaakt waarmee het Hof niet bekend kon zijn, en dat een ander licht kan werpen op de mogelijkheid dat de aanvrager zich ten tijde van het telefoongesprek op grotere afstand van het basisstation in Deventer bevond, bijvoorbeeld bij 't Harde zoals hij heeft verklaard. 76. Dit kan evenwel niet zonder meer tot gegrondverklaring van de aanvraag leiden. Indien thans moet worden aangenomen dat minder zeker is dat de aanvrager in of vlakbij Deventer was toen hij het telefoongesprek voerde, blijven de bewijsmiddelen uitwijzen dat hij het als moordwapen beschouwde mes heeft aangeraakt. Het ernstig vermoeden dat het Hof tot een andere einduitspraak zou zijn gekomen indien het bekend was geweest met de natuurverschijnselen die zich op 23 september 1999 hebben voorgedaan kan daarom op dit moment niet rijzen. Dat ernstig vermoeden kan pas ontstaan indien ook met betrekking tot de geuridentificatie nieuwe feiten aannemelijk worden |
Betekenis en commentaar | Dieptepunt op het gebied van (juridisch?)
redeneervermogen, zeker gezien de reeds
verkregen duidelijkheid, dat het mesbewijs
door misleiding van een deskundige tot stand
was gebracht. |
Uitspraak hoger beroep |
Gerechtshof Den Bosch, 9-2-2004 |
Citaat | 1.7. In het geheugen van een telefoontoestel met nummerherkenning op de studeerkamer van de woning van het slachtoffer staat als laatste nummer genoemd 06-53709437, ingekomen (blijkens de printgegevens) op 23 september 1999 om 20.36 uur. Dit nummer is in gebruik bij verdachte (ambtelijk verslag p. 10 en 11). |
Commentaar | Aantoonbaar onjuist. Er stonden nog 3 tot
4 nummers achter. En irrelevant gezien mijn
eerste commentaar hierboven. |
Citaat | Resumerend is het hof van oordeel dat het niet aannemelijk is dat de verdachte het telefoongesprek op 23 september 1999 om 20:36 uur heeft gevoerd vanaf de A28 nabij afslag 't Harde. Het hof is in tegendeel van oordeel dat het feit dat dit gesprek is gevoerd via basisstation 14501 te Deventer er op duidt dat de verdachte op het genoemde tijdstip in of nabij Deventer was. Het hof baseert zich hierbij op onder meer de bovengenoemde deskundigen Rijnders, Steens, Jondral en Brussaard. Hetgeen hiertegen is ingebracht door de deskundigen Heinen en Sterrenburg acht het hof onvoldoende onderbouwd en niet concludent. Er is geen reden de resultaten van de hiervoor besproken deskundigenonderzoeken buiten beschouwing te laten. |
Commentaar | En dat had de verdachte ook niet
aangevoerd. Wederom een dieptepunt in
(juridisch?) redeneervermogen. Daarbij had
het Hof selectief niet door, dat het
weerrapport een ander verhaal vertelde, dan
één van de deskundigen erin las. |
De volgende onderdelen laten zich herkennen: