De sectie


De verwurging was dusdanig gewelddadig, dat de linker hoorn van het strottenhoofd was afgebroken.

Bespreking betekenis van de sporen

Verkrachting

In de sectiegegevens en overige waarnemingen - buiten het aangetroffen 'spermaspoor' - werd geen enkel hard bewijs van verkrachting aangetroffen. Omdat het spermaspoor niet opdroogde, kan niet worden gesteld, dat dit spoor gevormd is door een verkrachting.

Doodsoorzaak

Indirect is verondersteld, dat er drie fasen in de geweldshandelingen optraden:

  1. Verwurging.
  2. Verkrachting.
  3. Messteken.

Dat kwam het OM wel goed uit, omdat zo de verkrachting gemakkelijk kon worden verondersteld - zie boven. Welk geweld de dood veroorzaakte is niet vastgesteld, zie de gegevens hieronder. Dat is ook door de rechtbank van Zutphen (2009) geaccepteerd. Wel gaat de rechtbank mee met de veronderstellingen van ing. Eikelenboom - geen expert op anatomisch gebied.

De symptomen

De OvJ 26 augustus 2009 (Zutphen). De rechtbank 9 september 2009. Het politierapport:

Ofwel, de beschrijvingen van het schuimpatroon stemmen niet overeen. De oorspronkelijke beschrijving spreekt van schuim om de mond, niet bij de hals. De beschrijving sluit zelfs bloed aan de hals uit, als je deze letterlijk neemt; de zone met bloed eindigt bij de kin. Consulteer je de symptomen van verwurging, dan komt daar vaak bij naar voren, dat er schuim gevormd wordt in de trachea, dat in sommige gevallen door mond en neusgaten aan de oppervlak verschijnt, zie bijvoorbeeld: Knight's Forensic Pathology, 3Ed,  pagina's 356 en 364 (hier een afbeelding, die overeenstemt met de waarnemingen van de recherche).
Voorts lezen we in het sectieverslag:

Waardoor het waarschijnlijk wordt, dat er bloed in het strottenhoofd is vrijgekomen, dat werd ingeademd in een uiterste poging van het slachtoffer lucht te krijgen. Hiermee is het aantreffen van bloed in de longen ook verklaard. Kortom, van eenduidige gegevens, dat het slachtoffer nog leefde na de verwurging is geen sprake, in tegendeel, het schuim uit de mond wijst in een andere richting. De vreemde verwonding aan de linker pols draagt daar ook al niet aan bij (verslag ing. Eikelenboom):

Nergens wordt er een inschatting gemaakt van de hoeveelheid vrijgekomen bloed uit de halswond. Die hoeveelheid kan er indrukwekkend hebben uitgezien, maar men moet bedenken, dat er bij leven uit een doorgesneden aorta 1,5 tot 2 liter wegstroomt, een erg indrukwekkende hoeveelheid, en na overlijden nog altijd zo'n 1 tot 1,5 liter (zie ook de overeenkomstige problematiek in de Deventer Moordzaak). Wat de recherche erover schrijft wijst op een relatief kleine hoeveelheid, het bloed was slechts naar één kant weggestroomd:

Ook wordt er melding gemaakt van de afwezigheid van bloedspatpatronen (verslag ing. Eikelenboom).

Conclusies

Kortom, het hele beeld maakt een gekunstelde indruk, alsof de - latere - toeschouwers ervan overtuigd moesten worden, dat hier een wilde verkrachting had plaats gevonden, i.p.v. een koele afrekening.

Maar je kunt ook een heel andere kant op redeneren; het lijkt er op, dat de dader(s) wilden controleren (pols) en zeker stellen (hals), dat het slachtoffer echt dood was. En dan komen we uit op een gevolgtrekking, die elders(*) ook werd gemaakt: de daders waren bekenden van het slachtoffer.

(*) Map 1, Eindproces-verbaal, proces-verbaal van 24 januari 2006:
“Werkwijze onderzoeksteam. Op grond van de analyse van de aangetroffen sporen “sporen van verwurging en strangulatie naast diverse snij- en steekverwondingen, geen aanwijzingen dat er in de woning heftig is gevochten (kamer maakt een ordentelijke indruk), en het feit dat de sleutels van de afgesloten achterdeur van perceel [adres] te Putten in de schuur hingen (bergplaats was alleen bekend bij de naaste bekenden van Oma S., terwijl Christel zelf niet beschikte over een sleutel van de woning van haar oma) werd het meer dan waarschijnlijk geacht dat de nog onbekende dader gezocht moet(en) worden in de naaste (kennissen)kring van Christel A. en/of haar familie.”

Beschikbare relevante documentatie

Rechtbank Zutphen uitspraak 06 januari 1995

(..)Reactie op melding Oma (..)

In deze kamer zagen wij rechts achter in de hoek voor een aldaar tegen de muur staande bank een stapel kleren liggen met daar onderuit stekend een paar benen. Dichterbij komend zien wij dat het hier een vrouwspersoon betreft welke hevig bloedde of had gebloed.

Het onderste gedeelte van het gezicht, van de kin tot aan de onderzijde van de ogen zat onder het bloed. Rondom de plaats waar de mond zich behoort te bevinden was alleen bloed zichtbaar. Dit bloed was schuimig en ogenschijnlijk gestold.

Aan de rechter zijde van het hoofd was op de vloerbedekking een behoorlijke plas bloed zichtbaar.

Gezien de ernst van de situatie voelde de verbalisant Akster onmiddellijk de rechter pols van het slachtoffer. Het lichaam voelde nog warm aan maar een polsslag was niet meer waarneembaar. Inmiddels was ambulance-personeel ter plaatse die een vermoedelijke dood vaststelden. Vrijwel meteen hierop arriveerde de dienstdoende arts dhr. Gunnink. huisarts te Putten. Deze stelde een onnatuurlijke dood vast.

Requisitoir Zutphen 26 augustus 2009 - Mr. J.M. Fröberg Officier van Justitie

(..)

Hoe is slachtoffer op zondagmiddag 9 januari 1994 aangetroffen?

Wat ik hierover zeg is weergegeven in het eindproces-verbaal p. 49 ev, p. 841 ev en het rapport van IFS van 30 januari 2009. Deze stukken zijn belangrijke bewijsmiddelen. Het rapport van IFS, [..] is een gedegen basis voor de volgordelijkheid van de gebeurtenissen. Voor het eerst is sinds 1994 door een DNA en bloedsporendeskundige minutieus op een rij gezet wat er is gebeurd op 9 januari 1994 met het slachtoffer. Deze constructie is gebaseerd op de stukken die zich in het dossier bevinden. Ik realiseer me dat dit zeer moeilijk moet zijn voor de nabestaanden, maar voor de strafzaak is het essentieel dat ik deze details, hoe gruwelijk ook, bespreek en twee foto’s van de plaats delict zal tonen.

In het huis waren geen bloedspatten, ook niet in de directe omgeving van het slachtoffer, zoals op verwarming, tafel etc. Het bloed lag in een plas naast het hoofd, zodat het vanuit een niet bewegend lichaam naar beneden is gevloeid. [*] Anders gezegd geeft het sporenbeeld aan dat het slachtoffer is gestoken/gesneden op de plaats waar zij ook is aangetroffen en dat zij tijdens het aanbrengen van de verwondingen niet of nauwelijks heeft bewogen. Dat zij tijdens het aanbrengen van de verwondingen nog leefde is te zien aan het schuimpatroon van bloed. Dit ontstaat als iemand nog ademt nadat de verwondingen zijn aangebracht. Ook in haar longen is een hoeveelheid bloed aangetroffen78.

Slachtoffer is gewurgd [*] en pas daarna gestoken [*]. Omdat het bloed over het wurgspoor loopt, trekken de deskundigen de conclusie dat het wurgen eerst heeft plaatsgevonden en daarna het steken. Was de volgorde andersom geweest dan waren er veegsporen van bloed aangetroffen die erop zouden wijzen dat een dader met zijn handen of met iets anders op de bebloede plekken druk heeft uitgeoefend zoals bij een wurging.

Andere verwondingen slachtoffer: een onderhuidse bloeding aan de rechterzijde van het voorhoofd [*] en een onderhuidse kneuzing aan de linker schouder [*], drukplekken op de rechter onderarm [*], linker handrug en een steek/snijwond [*] op de linker pols.

Op de foto79 in het dossier is te zien dat zij op haar rug lag in een gebogen houding. De voeten onder het bankje en het hoofd bij het raam. Het lijkt erop, dat zij van buik naar rugligging is gedraaid80.

Dit verklaart de onnatuurlijke houding waarin vooral haar hoofd lag. Hoe de wurging is gedaan is niet bekend, maar aan de wurgsporen is wel te zien dat zij van voor naar achter lopen, dus dat iemand achter haar moet hebben gestaan of gezeten en iets om de keel heeft gelegd/gedaan en vanuit die positie is gaan wurgen. Het is niet mogelijk dat zij in de ligging waarin zij werd aangetroffen werd gewurgd. De conclusie van [..] is dat zij eerst is gewurgd en er daarna is gestoken/gesneden. Daarna heeft zij nog bewogen, omdat haar eigen vingerafdruk in haar bloed is gezet op een spijl van het tafeltje. [*] Heeft zij dat geprobeerd te pakken en is het daardoor omgevallen? Of is het een laatste armbeweging geweest? Wij weten het niet, maar vast staat dat zij nog heeft bewogen nadat zij is gaan bloeden.

Op welk moment vinden dan de seksuele handelingen plaats?

In ieder geval voor het steken, voordat het slachtoffer bebloed raakt. Het bloedpatroon is namelijk onverstoord. Alleen een poel bloed bij het hoofd, verder niets [*]. Als de seks had plaatsgevonden na het steken, was dit te zien geweest aan het bloedpatroon. De volgorde is dus eerst de seksuele handelingen en dan het steken.

Wanneer is het slachtoffer dan gewurgd? Voor het steken zoals we eerder zagen, maar ook voor de seksuele handelingen?

Ja. Hiervoor is de gevonden spermadruppel een belangrijke aanwijzing. Je kunt hieraan zien dat het slachtoffer na het deponeren van het sperma niet heeft bewogen. Zij moet dus niet meer in staat tot bewegen, bewusteloos of iets dergelijks zijn geweest.

Omdat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden na het buiten bewustzijn brengen en voor het steken, kunnen de aangetroffen spermasporen worden aangeduid als dadersporen van verkrachting en niet van vrijwillige seks. Hierbij komt dat het slachtoffer gelet op het gevonden DNA materiaal onder de nagels zich moet hebben verweerd, waarbij de dader ook al is het minimaal bloed heeft verloren81.

Rechtbank Zutphen 9 september 2009

15. Op het lichaam van het slachtoffer is op 10 januari 1994, tussen 12.00 uur en 15.00 uur door dr. R. Visser, patholoog bij het Gerechtelijk Laboratorium (voorloper van thans het NFI), sectie verricht.11 In het rapport worden samenvattend - zakelijk weergegeven - de volgende conclusies verwoord:

Op meerdere plaatsen van het lichaam, maar met name aan het hoofd, werden huidkneuzingen en onderhuidse bloedingen waargenomen welke veroorzaakt zijn door inwerking van uitwendig mechanisch botsend en stomp geweld, zoals kan ontstaan door bijvoorbeeld een slag of stoot. De letsels aan de hals, met plaatselijk huidafschaving, alsmede de breuk van de linker grote hoorn van het strottenhoofd werden veroorzaakt door inwerking van uitwendig mechanisch snoerend geweld aan de hals. Dit ging gepaard met stuwing in het hoofd/halsgebied, met talrijke (stuwings)bloedinkjes in de slijmvliezen van de ogen en de linker slaapspier en stipvormige (zogenaamde verstikkings)bloedinkjes aan het hartoppervlak en het bekkenslijmvlies. Er werden meerdere steek-/snijverwondingen geconstateerd aan de hals, veroorzaakt door uitwendig mechanisch geweld, zoals bijvoorbeeld door het steken dan wel snijden met een mes. Als gevolg hiervan waren er in het halsgebied vitale structuren geperforeerd, zoals de rechter diepe halsslagader en keelholte, waarbij talrijke kleine bloedvaten waren gekliefd. Als gevolg hiervan ontstond een massale bloeding in het hals/keelholtegebied, waarbij veel bloed werd aangetroffen rond de mond, in de mond/keelholte en in de luchtwegen.12

16. De rechtbank neemt de conclusies uit het sectieverslag over. Uit het sectieverslag blijkt dat het slachtoffer om het leven is gekomen door de gevolgen van de verwurging en van de toegebrachte steek- en snijverwondingen in het halsgebied. Deze oorzaken kunnen ieder apart, maar ook in combinatie de dood hebben veroorzaakt.

De toedracht

21. Er is door Eikelenboom van IFS een bloedspoorpatroonanalyse21 verricht aan de hand van foto's van de plaats van het delict. In dit rapport vermeldt hij, voor zover hier van belang, het volgende. De technische bevindingen ondersteunen een scenario waarbij tussen de dader en het slachtoffer een aanzienlijke hoeveelheid contact is geweest op de plaats van het delict. Indien de strangulatie, het stompe geweld en de seksuele handelingen na het toebrengen van de bloedende verwondingen aan de hals en de linkerpols zouden zijn aangebracht, verwacht men een ander bloedsporenbeeld. Door de krachten, uitgeoefend op de in dat geval aanwezige bloedbronnen liggen bloedspatten, bloedvegen en overdrachtspatronen op meerdere locaties op de plaats van het delict in de lijn der verwachtingen. Dit is niet het geval. Daarom vergroten deze bevindingen de kans dat het slachtoffer eerst is gestranguleerd en verkracht. Vervolgens is zij gestoken en gesneden. De snijverwondingen aan de linkerpols hebben een relatief geringe hoeveelheid bloed op de vloer en de arm achtergelaten. Deze bevinding vergroot de kans dat slachtoffer een geringe bloedcirculatie heeft gehad op het moment dat de verwondingen aan de pols werden toegebracht. Deze bevinding wijst er op dat het slachtoffer mogelijk al stervende was op het moment dat de verwondingen aan de pols zijn toegebracht.22

De conclusie van Eikelenboom luidt dat de bloedspoorpatroonanalyse een scenario ondersteunt waarbij eerst het stompe geweld op het hoofd en de strangulatieverwondingen aan de hals zijn toegebracht, daarna de steek- en snijverwondingen aan de hals en als laatste de snijverwondingen aan de linkerpols. De bevindingen vergroten de kans dat de seksuele handelingen voor het doorsnijden van de hals en de linkerpols hebben plaatsgevonden.23

22. Door de politie is een proces-verbaal opgesteld over de volgorde van handelingen op de plaats van het delict.24 Zakelijk weergegeven houdt dit proces-verbaal, voor zover hier van belang, het volgende in.

Uit het sporenbeeld volgt dat het slachtoffer is gestoken op de plaats waar zij liggend is aangetroffen.25 Haar lichaam is aangetroffen in een onnatuurlijke houding, waarbij het hoofd geheel scheef lag ten opzichte van de romp en de benen. Er werd geen bloedspattenpatroon aangetroffen. Uit het bloedspoorpatroon blijkt dat het bloed vanuit een stil liggend lichaam naar beneden is gevloeid. Het lichaam is na het toebrengen van de steek- en snijverwondingen, met uitzondering van het rechterbeen, niet meer verplaatst. Er zijn namelijk geen schuif- of beweegsporen in het bloedpatroon aangetroffen.26 Bij een bij bewustzijn verkerend slachtoffer zouden er meerdere bloedspatten moeten zijn op en rond het slachtoffer; deze zijn er niet.27

Door het onverstoorde "rustige" bloedpatroon is het zeer aannemelijk dat de donatie van het in de vagina en op het bovenbeen van het slachtoffer aangetroffen sperma vóór het toebrengen van de messteken heeft plaatsgevonden.28

Het uitgestroomde bloed is over de strangulatiesporen in de hals heen gelopen. In het bloed zijn geen veegsporen aangetroffen, die wel verwacht zouden worden als de strangulatie na het steken zou hebben plaatsgevonden.29

De vorm van de strangulatiesporen wijst er verder op dat strangulatie van achteren heeft plaatsgevonden.30

Gezien de plaats van de bij de sectie vastgestelde verwondingen op het voorhoofd en de schouder van het slachtoffer is het zeer aannemelijk dat zij na de val op haar buik terecht is gekomen. Het is zeer aannemelijk dat het lichaam van het slachtoffer vervolgens is gedraaid van de buik naar de rugzijde. De onnatuurlijke houding van het hoofd ten opzichte van de romp geeft aan dat zij hiertoe zelf niet in staat is geweest en mogelijk buiten bewustzijn is geweest op het moment van omdraaien.31

Het spermaspoor op het rechterbovenbeen geeft gezien de vorm, afmeting en plaats van aantreffen niet alleen aan dat de donatie van dit sperma heeft plaatsgevonden terwijl het slachtoffer op haar rug lag, maar ook dat er nauwelijks verplaatsing van het been heeft plaatsgevonden direct dan wel vrij kort na de donatie hiervan. Het slachtoffer kan niet verkracht zijn in de positie waarin zij is aangetroffen, namelijk een ligging met het rechterbeen ter hoogte van de enkels gekruist over het linkerbeen. Aannemelijk is, gezien de onnatuurlijke houding van het slachtoffer, dat na de verkrachting alleen het rechterbeen beheerst verplaatst is. Anders was deze spermadruppel zeer zeker uitgevloeid over een groter gedeelte van het bovenbeen en was ook de vorm van deze druppel veranderd.32

Op grond van het vorenstaande zijn in het proces-verbaal de volgende conclusies getrokken. Het is aannemelijk dat de laarzen en de kleding van het slachtoffer zijn uitgetrokken terwijl zij op haar rug lag.33 Gezien de aangetroffen strangulatiesporen heeft strangulatie van achteren, niet van voren, plaatsgevonden en voordat het slachtoffer liggend op haar rug terecht kwam.34 Nadat het slachtoffer op haar rug lag, is het hoofd van het slachtoffer niet meer verplaatst. De strangulatie heeft voor de seksuele handelingen en voor het steken plaatsgevonden. De volgorde van handelingen is; strangulatie, seks, steken.35 De schuimkraag van bloed rondom hals geeft aan dat het slachtoffer nog leefde toen zij werd gestoken. Het is niet aannemelijk dat zij op dat moment nog bij bewustzijn was.36

Tussenconclusie ten aanzien van de toedracht

23. De rechtbank neemt de conclusies uit het proces-verbaal over de volgorde van handelingen over. Deze conclusies worden immers ondersteund door de verklaringen van Visser bij het gerechtshof te Leeuwarden in 200237 in combinatie met de bevindingen van Eikelenboom naar aanleiding van de bloedspoorpatroonanalyse.38 Visser heeft verklaard, gevraagd naar het letsel in de hals, dat dit zou kunnen passen bij het van achteren hardhandig aantrekken van een kraag. Visser kan zich dit letsel niet voorstellen bij het aan de voorzijde vastgrijpen van de kraag.39 Mede uit deze verklaring leidt de rechtbank af dat het delict is ingezet met de strangulatie.Visser heeft verklaard dat het letsel op het voorhoofd is ontstaan door stomp geweld door een massief solide voorwerp met een vlakke kant.40 In deze verklaring past naar het oordeel van de rechtbank een val met het hoofd tegen een tafeltje. Uit de verklaring van Visser blijkt verder dat de steekwond in de keelholte werd toegebracht van de voorzijde toen het slachtoffer nog leefde, omdat hij in de longen talrijke rode gebieden, karakteristiek voor het inademen van bloed, heeft gezien.41
De rechtbank komt derhalve tot de vaststelling dat het slachtoffer eerst is gestranguleerd, dat vervolgens seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en dat daarna snij- en steekwonden zijn toegebracht.

Appelschriftuur 4 november 2009

Verkrachting? In plaats van penetratie/versleping is ook uitpersing mogelijk.

Vonnis van de Rechtbank Zutphen van 9 oktober 2009 onder punt 23:

“De rechtbank neemt de conclusies uit het proces-verbaal over de volgorde van handelingen over. (…) De rechtbank komt derhalve tot de vaststelling dat het slachtoffer eerst is gestranguleerd, dat vervolgens seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en dat daarna snij- en steekverwondingen zijn toegebracht.”

Deze conclusie van de rechtbank is in zoverre te kort door de bocht dat slechts vaststaat dat een broek en een onderbroek zijn uitgetrokken, terwijl daaruit niet volgt dat ‘seksuele handelingen’ hebben plaatsgevonden. Uit het sectierapport blijkt in ieder geval dat de uitwendige geslachtsdelen gaaf waren, met gaaf en intact slijmvlies. Seksueel binnendringen (penetratie) op de plaats delict (al dan niet met een penis) staat geenszins vast. De vlek op het bovenbeen kan ook worden verklaard door (bijvoorbeeld) uitpersing.