Het NFI draaide dus om de doodsoorzaak heen, bij monde van Dr. Visser:
"Volgens de patholoog-anatoom wordt het
intreden van de dood door de combinatie van deze letsels zonder meer
verklaard.
De steekletsels ter plaatse van de borst zijn zonder meer dodelijk
verlopende letsels.
Gelet op de massale bloeduitstorting zijn de steekletsels bij leven
opgeleverd. De gebleken ribbreuken zijn, gelet op de omgevende
bloeduitstorting, voor of kort na het overlijden opgeleverd.
De letsels ter plaatse van de hals zijn ernstig en levensbedreigend en
zouden op zich het intreden van de dood kunnen verklaren.
De letsels zijn bij leven of rond het overlijden opgeleverd gelet op de
aanwezige bloeduitstorting.
De onderhuids gelokaliseerde bloeduitstorting ter plaatse van het
achterhoofd/nek is opgeleverd door inwerking van uitwendig mechanisch
botsend geweld zoals bijvoorbeeld een slag of een val.
Het is goed mogelijk dat het oplopen van dit letsel van betekenis is
geweest ten aanzien van de hersenfunctie (bijvoorbeeld bewusteloosheid).
Het intreden van de dood van het slachtoffer kan worden verklaard door
een combinatie van geweldsuitwerking ter plaatse van de hals en borst."
(arrest Den Bosch, 9 februari 2004)
3.
Voorbedachte raad
3.1.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte opzettelijk en met
voorbedachte raad het slachtoffer gedood. Dit volgt uit de wijze waarop
het delict is gepleegd.
3.2.
Het slachtoffer is immers op verschillende wijzen – verwurging, steken met
een scherp voorwerp, mechanisch samendrukkend geweld – en op verschillende
plaatsen – hals, diverse plaatsen op de borst – verwond. De verdachte moet
zich ofwel tevoren van een steekvoorwerp hebben voorzien, ofwel dit
steekvoorwerp in de woning van het slachtoffer erbij gepakt hebben. Toen
het slachtoffer al op de grond lag is zij meermalen in de borst gestoken
(rapport ing. Eikelenboom d.d. 22 januari 2004, p. 14).
3.3. Uit het voorgaande blijkt dat de dader doelbewust heeft gehandeld en dat hij voorafgaande aan en gedurende het toebrengen van de verwondingen die de dood van het slachtoffer verklaren tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
Waarom ben ik het met deze
mening niet eens? Ik kom tot het volgende rijtje:
Over de veronderstelde rol van
de hoofdverwonding valt ook nog wel iets op te merken. In het
sectierapport is sprake van twee hersenletsels:
Beide symptomen zijn
verklaarbaar wegens de uitgevoerde verwurging. Bij een harde
klap verwacht je daarentegen bloeduitstortingen op de
buitenzijde van het hersenweefsel. Die waren er niet gelezen
het rapport:
En ook:
De oppervlakkige aard van de
hoofdwond lijkt mij prima te passen bij een scenario, waarbij
het slachtoffer na overlijden werd versleept en wellicht met
het hoofd over de traptreden werd gesleept. Dat zou meteen de
noodzaak van een schoonmaakactie
verklaren.
|
|
In Nikolic et al. 2004 is het
bloedvolume, dat ontstaat bij het postmortaal doorsnijden van
de aorta experimenteel vastgesteld, simpelweg, door deze aorta
in stoffelijke overschotten van bekende PMI te doorsnijden.
Zoals duidelijk wordt uit de meest links gelegen meetpunten,
overschrijdt dit volume de 1500 mL, indien het slachtoffer nog
leeft. Er werd geen significant verschil naar geslacht of
leeftijd gevonden.
Dit gegeven wordt door Živković et al 2011 gevonden als begrenzing om te beslissen tussen antemortaal en postmortaal ontstaan letsel aan de aorta. Živković et al vinden voor gevallen met antemortale bloedingen een gemiddelde van ongeveer 2000 mL bloed en voor gevallen met postmortale bloeding ongeveer 1100 mL bloed. Dit gegeven wordt bevestigd in Curovic et al. 2014, die voor verdrinkingsdood in combinatie met verbloeding komen tot een grenswaarde van 1400 mL tussen pre- en postmortaal bloedverlies. Živković, Vladimir MD,
MSc; Nikolić, Slobodan MD, PhD; Babić, Dragan MD, PhD;
Juković, Fehim MD. Brain-Stem Laceration and
Blunt Rupture of Thoracic Aorta: Is the Intrapleural
Bleeding Postmortem in Origin? An Autopsy Study. The American Journal of Forensic Medicine
& Pathology. December 2011 - Volume 32 - Issue 4 - p
364–367
Slobodan Nikolic, MD, Tatjana Atanasijevic, MD, Jelena Micic, MD, Vesna Djokic, MD, and Dragan Babic, MD. Amount of Postmortem Bleeding: An Experimental Autopsy Study. The American Journal of Forensic Medicine and Pathology. March 2004 - Volume 25 - Issue 1. Ivana Curovic, Nemanja Radojevic, Ranko Lazovic. The volume of postmortem bleeding in drowning victims having sustained blunt thoracic aortic injury resulting from vehicular accidents. Rom J Leg Med [22] 245-248 [2014] |
|
Rechts diagram in Nikolic
et al 2004. Toegevoegd is een exponentiele fit (in rood),
welke de conclusies van Živković et al 2011 en
Curovics et al 2014 illustreert. Het rode meetpunt geeft de waarneming in de Deventer Moordzaak aan op het meest waarschijnlijke tijdstip (± 5 uur PM). |
Twee
vergelijkbare onderzoeken met een vergelijkbaar resultaat; in
beide gevallen werd van verongelukte automobilsten en
passagiers, waarbij de aorta was gescheurd het volume bloed,
dat in de borstholte was weggelopen nauwkeurig opgemeten. De
gevonden data werden op grond van medische en andere
aanwijzingen aanwijzingen verdeeld over slachtoffers, waarvan
de aorta scheurde bij leven en na overlijden (door een andere
oorzaak, in deze gevallen acuut hersenletsel respectievelijk
verdrinkingsdood). De gegevens van beide onderzoeken zijn hier
schematisch weergegeven in de vorm van normaalverdelingen. In
beide onderzoeken valt de waarde, die in de Deventer Moordzaak
werd gevonden (de pijl) vrijwel gelijk met de gemiddelde
waarde bij slachtoffers, waarvan de aorta scheurde ná
overlijden. In ieder geval laten de uitkomsten zien, dat de
kans, dat het slachtoffer was overleden ongeveer 50% hoger was
dan de kans, dat het slachtoffer nog leefde. De gegevens blijken onafhankelijk van geslacht of ouderdom van de slachtoffers (kinderen uitgesloten). |