Propagatie

Video over propagatievoorwaarden

meteo
veldsterkte
tracing
nova zembla

Door de verdediging werd gesteld, dat, ook al had Louwes via de zendmast in Deventer gebeld, hij toch best op de A28 had kunnen verkeren, zie de vorige paragraaf. Immers kunnen GSM-verbindingen in theorie tot 35 km lang zijn. Maar ook in de praktijk is een lange GSM-verbinding niet onmogelijk. Gezien dit citaat (via Ton Derksen: Het O.M. in de fout) zou je zeggen dat dit onderwerp een gelopen race was:

"Ook door de deskundigen voor het hof werd erkend dat bij speciale atmosferische omstandigheden aanstraling van een telefoonstation over een afstand van 25 km (van de A28 naar Deventer) zeer wel mogelijk is. Deze algemene uitspraak is empirisch door Heinen en Sterrenburg onderzocht. Zij produceerden een lijst van een kleinere gsm-aanbieder [Telfort] die op basis van de Timing Advance-gegevens van 1 april 2002 de overbrugde afstanden in zijn gehele Nederlandse netwerk had geturfd. Die dag alleen waren er, verspreid over het gehele land, 18.084 gsm-verbindingen over een grotere afstand dan 25 km. In een heel jaar komt dat neer op ‘honderduizenden gsmverbindingen over ongebruikelijk lange afstanden’."

Maar op de één of andere manier schijnt dit niet zo te werken bij justitie. 18084 bewijzen, dat het zou kunnen! Op één dag! Bij een kleine provider!
Dus hier toch maar aan de bak.

Het zich voortplanten van radio-golven heet propagatie. In principe gaan radio-golven rechtuit. Daarop zijn echter uitzonderingen. Eén van de uitzonderingen is eigenlijk geen uitzondering: door de dichtheidsverschillen in de atmosfeer neigen radio-golven de kromming van de aarde enigszins te volgen: refractie.

Door specifieke eigenschappen van de atmosfeer - temperatuurverschillen en vochtigheidsverschillen - kan deze refractie verzwakken tot sub-refractie of juist versterken tot super-refractie:

Sub- en super-refractie, zie http://www.mike-willis.com/Tutorial/PF6.htm

Het gevolg is, dat bij sub-refractie meer vermogen de ruimte instraalt, bij super-refractie is de efficiëntie juist hoger, dus het bereik verder. Om de refractie te kunnen beoordelen, is de zogenaamde brekingsindex nodig (refractive index). Deze kan berekend worden uit meteorologische gegevens. Deze zijn beschikbaar voor 23 september 1999 18:00 ZULU, dit is 20:00 uur Nederlandse (zomer-)tijd. De brekingsindex van lucht ligt rond de 1.000300. Gemakshalve gebruiken wij de laatste drie cijfers in een aangepaste index N. Deze zou dus hier 300 bedragen.

In het bovenstaande diagram zien wij, hoe N afneemt met toenemende hoogte. Dit betekent, dat het medium lucht naar boven toe afneemt in optische dichtheid. Dan neemt de kans op weerspiegeling toe, indien een electromagnetische golf onder een geringe hoek van het dichte in het minder dichte medium doordringt. Dezelfde werking als het spiegelen van een raam, als je daar vanaf de zijkant doorheen kijkt. (Juist de buitenkant van het raam zorgt voor de spiegeling, dus de overgang van glas naar lucht.)

Weerspiegeling tegen een laag met lagere optische dichtheid.

Geleidelijk verloop van optische dichtheid leidt tot geleidelijke ombuiging van electromagnetische golf.

Bron als hierboven.

Als de brekingsindex bij stijging naar grotere hoogte snel terugloopt, ontstaat super-refractie. De verhouding "N/h" is maatgevend. Komt deze onder de -157, dan is er sprake van super-refractie; de radiogolf raakt dan beklemd tussen de reflecterende luchtlagen en het aardoppervlak, als licht in een glasvezel.. Een berekening met de data van 23 september om 18:00 GWT levert -202 op voor de onderste 60 m. Dit betekent een 'oppervlakte-duct', zie de blauwe lijn in onderstaand diagram (bron als eerder genoemd):

Zie de blauwe lijn. Het signaal raakt 'gevangen' in een 60m hoge corridor en plant zich verder voort dan normaal. Doordat het geconcentreerd blijft, kan het gereflecteerde signaal sterker zijn dan het signaal, dat zich vrij door de ruimte voortplant (Sizun 2003).

ballongegevens

Verloop van de brekingsindex, uitgedrukt in de N-index. De sterk afvallende trent in de onderste 60 m levert daar superrefractie op, waardoor de radiogolven naar het aardoppervlak 'terugbuigen'.
De M-index is zo geformuleerd, dat een lijn naar links super-refractie aangeeft en een lijn naar rechts sub-refractie. Zie ook de appendix voor twee aanvullende analyses.

Conclusie: er was wel degelijk een duct en dat zet de verklaring van prof. Brussaard voor het Hof van Den Bosch in een ander daglicht:

"Ontvangst over abnormaal grote afstanden op de GSM-frequenties kan alleen optreden door bijzondere buigingsverschijnselen in de atmosfeer op de hoogte van de zender en de ontvanger, dus van grondniveau tot maximaal enkele tientallen meters hoogte. De omstandigheden waaronder deze bijzondere buigingsverschijnselen zich kunnen voordoen zijn die van zeer stil weer. Dan kunnen zich in de atmosfeer vlak bij de grond stabiele lagen vormen met temperatuur-inversie. Voorbeelden van zulke weersomstandigheden zijn stille zomernachten of dagen met grondmist of smog. Deze omstandigheden waren op de data 23 september 1999, 22 november 1999, 30 november 1999 en 20 december 1999 geheel afwezig. Blijkens de rapporten van het KNMI was op die data sprake van onstabiele lucht en regenachtige omstandigheden."

Nadere studie leverde op, dat prof. Brussaard uitging van de meteo-gegevens van 22:00 uur, die sterk afweken van de meteo-omstandigheden ten tijde van het gesprek. Het KNMI-rapport vermeldde zelf expliciet, dat de wind afzwakte tot windkracht 2B rond het tijdstip van het gesprek. Zie ook de paragraaf meteo.

Voorts zie: Signals and Communication Technology H.Sizun 2003, meteo 23 september 1999 en rapport berekening ray traces.

Bezie ook dit citaat, Prof Brussaard 26 januari 2004:

"De raadsman vraagt mij of ik het eens ben met de stelling van professor Jondral dat achteraf niet is vast te stellen of zich op 23 september 1999 ongebruikelijke voortplantingsverschijnselen van radiogolven hebben voorgedaan.

Met die stelling ben ik het niet eens. Uit eigen onderzoek en een veelheid van literatuur is mij bekend dat voor ontvangst over abnormaal grote afstanden op de GSM-frequenties een stabiele luchtopbouw noodzakelijk is. Uit rapporten van het KNMI blijkt dat er op die bewuste dag sprake was van (winterse) buien en wind. Hierdoor mengt de atmosfeer zich en ontstaan er geen stabiele lagen."

Zou het KNMI werkelijk over (winterse) buien hebben gerept op een mooie nazomer-dag, waarop de temperatuur 's middags tot boven de 20 oC bereikte? Zie het weerrapport hieronder:

Paarse lijn: tijdstip van de telefoonverbinding. Let op het hoge percentage zonneschijn vlak voor zonsondergang, de geringe windsnelheid, de afwezigheid van neerslag en de hoge temperatuur voor de tijd van het jaar. Gelijkt in geen enkel opzicht op de weergegevens, waarop de uitspraak van Brussaard zich baseerde.
BRON: KONINKLIJK NEDERLANDS METEOROLOGISCH INSTITUUT (KNMI).
(http://www.knmi.nl/klimatologie/uurgegevens/selectie.cgi).

Uit studie van het weerrapport dat werd gebruikt ter zitting, komt naar voren, dat prof. Brussaard verwijst naar de weersituatie  op 20december, dat was weergegeven op de derde pagina van dit rapport en daardoor volstrekt over het hoofd zag, dat het weer van 23 september, zoals beschreven op pagina 1 juist volstrekt overeenstemde met het weer, dat hij beschrijft als geschikt voor het ontstaan van extra lange radioverbindingen. Zie in het gebruikte weerrapport van het KNMI de nummers 3 en 7.

Allemaal niet zo erg, of toch wel?

Arrest Den Bosch 2004:

"Op de terechtzitting van 26 januari 2004 heeft prof. Brussaard, gehoord als deskundige, zijn rapport van 5 januari 2004 nader toegelicht en daarbij gepersisteerd. Hij heeft er aan toegevoegd dat de zogenaamde timing advance gegevens niet nodig zijn om uitsluitsel te kunnen geven over de door hem beantwoorde vraag."
"Het hof baseert zich hierbij op onder meer de bovengenoemde deskundigen Rijnders, Steens, Jondral en Brussaard. Hetgeen hiertegen is ingebracht door de deskundigen Heinen en Sterrenburg acht het hof onvoldoende onderbouwd en niet concludent."

De beschrijving impliceert, dat het Hof de fout van Brussaard niet doorzag. Een fout met desastreuze gevolgen. Jammer, dat de verdediging niet simpelweg een meteoroloog inschakelde..


Regenradar. Pas na 22:00 uur OET (20:00 hrs UTC) begint het te regenen (paarse lijn = Nunspeet - Deventer).
Voortgang vertraagd in de kritieke periode (rond 18:36 GMT = 20:36 OET).
BRON radargegevens: KNMI.
Achtergrond: Google Earth.

Wolkenfoto 14:20 OET. Nabij infrarood. NL vrijwel onbewolkt.

Wolkenfoto 15:53 OET. Nabij infrarood. NL vrijwel onbewolkt.

Wolkenfoto 17:34 OET. Nabij infrarood. Bewolking over kustgebied.

Thermisch fotobeeld 17:34 OET. Deze techniek is ook zonder daglicht beschikbaar. Weergegeven in overeenkomstig contrast.

Thermisch fotobeeld 21:12 OET. Bewolking bereikt de Achterhoek.

Bron: http://www.sat.dundee.ac.uk/

appendix


Tot tweemaal toe  - op 22 november en 8 december  - werd een poging gedaan de strijdigheid in het verhaal van Louwes dat hij vanaf de A28 had gebeld en toch via de zender van Deventer was verbonden met het GSM-netwerk, te verifiëren. Beide keren was dit bij voorbaat tot mislukken gedoemd. In het licht van de pas later aangetroffen propagatiegegevens is dit geen verrassing: zowel op 22 november als op 8 december waren de weersomstandigheden heel anders en was er geen sprake van inversie, zoals die in de knikken in het linker diagram van 23 september wel zichtbaar is. Bronnen:
weather.uwyo.edu/cgi-bin/sounding?region=europe&TYPE=TEXT%3ALIST&YEAR=1999&MONTH=09&FROM=2300&TO=2400&STNM=06260
weather.uwyo.edu/cgi-bin/sounding?region=europe&TYPE=TEXT%3ALIST&YEAR=1999&MONTH=12&FROM=800&TO=900&STNM=06260
weather.uwyo.edu/cgi-bin/sounding?region=europe&TYPE=TEXT%3ALIST&YEAR=1999&MONTH=12&FROM=0800&TO=0900&STNM=06260