VIII |
NIEUW FORENSISCH-TECHNISCH FEIT: DE PIEKENPROFIELEN EN IMPACT OP
BEWIJSCONSTRUCTIE HOF |
1. |
Een vijfde novum in forensisch-technische zin wordt gevormd door het
volgende feit. Zoals hiervoor aangetoond is de veroordeling van verzoeker
gebaseerd op de aanname dat het biologisch sporenmateriaal dat op de blouse
is gevonden, verband hield met een gewelddadig incident, waarbij het Hof
in r.o. 2.1.8 in het bijzonder voor dit bewijs laat meewegen: “Zowel
voor wat betreft het bloedvlekje in de buitenste kraag aan de achterzijde
van de blouse (spoor #10) als ten aanzien van de sporen #9, #18, #19 en #20
geldt immers, gelet op de plaats van spoor #10 en de bevindingen van ing.
Eikelenboom inzake de andere sporen, dat het niet aannemelijk is te achten
dat deze sporen bij een normaal en zakelijk contact op de blouse terecht
zijn gekomen”. |
2. |
Het Hof was destijds niet bekend met de exacte waarden van bedoelde
piekoppervlakken / piekprofielen, eenvoudigweg omdat de piekprofielen destijds
geen deel uitmaakten van het strafdossier. Van belang is vast te stellen
dat piekenprofielen geen officieel deel uitmaken van stukken die aan een
strafdossier worden toegevoegd. Eerst na de evaluatie van de Schiedammer
Parkmoord is van de zijde van justitie geopperd c.q. de mogelijkheid besproken
om dit soort laboratoriumgegevens in de toekomst aan het strafdossier toe
te voegen. Ten tijde van onderhavige strafzaak was dit echter niet het geval. |
3. |
In het kader van het door de verdediging verzochte onderzoek van het
Britse FSS, zoals onder hoofdstuk IV beschreven, heeft de verdediging alsnog
de beschikking gekregen over deze piekenprofielen (zie productie 19). Bestudering
hiervan levert de volgende nieuwe inzichten op die destijds niet aan het
Hof zijn voorgelegd en die stellig op de bewijswaarde van het biologisch
sporenmateriaal een ander licht zouden hebben geworpen, in die zin dat het
de bewijsredenering van het Hof, zoals neergelegd in rechtsoverwegingen
2.1.1-2.1.8 in de kern zou hebben aangetast (Als productie 20 wordt aan dit
verzoek gehecht het memorandum betreffende het onderzoek terzake de
piekenprofielen, alsmede de twee bijbehorende excelsheets). Deze piekenprofielen
leveren de volgende nieuwe inzichten op: |
4. |
Allereerst kan worden geconcludeerd dat het DNA-profiel van het slachtoffer
en dat van verzoeker vier overeenkomstige kenmerken bevatten. Het betreft
in de piekenprofielen in de blauwe kleur de cijfers 17 en 12, in de groene
kleur het cijfer 31, en in de rode kleur het cijfer 7. Deze cijfers zijn
in de Excel sheet geel gearceerd. Dit zou kunnen betekenen dat wanneer dit
cijfer zich bevindt in het aangetroffen DNA-mengprofiel, niet met zekerheid
kan worden vastgesteld of dit van verzoeker afkomstig is, aangezien dit ook
van het slachtoffer afkomstig kan zijn. |
5. |
Ten tweede is opgevallen dat vóór vele getallen in de
piekenprofielen de letters am geplaatst zijn. In forensisch-technische zin
staat vast dat deze afkorting staat voor added manually, oftewel handmatig
toegevoegd. Dit betekent dat het onderzoeksapparaat in deze gevallen zelf
geen getal/waarde aan de ‘piek’ heeft gegeven, maar dat desondanks
de onderzoeker deze informatie aan het profiel heeft toegevoegd. Alleen al
dit gegeven, te weten het handmatig toevoegen van kenmerken, was destijds
niet aan het Hof bekend omdat het niet door het NFI aan het Hof is voorgelegd
in 2004. |
6. |
Aan het feit dat het apparaat zelf aan deze ‘piek’ geen kenmerk
heeft toegevoegd, kunnen meerdere redenen ten grondslag liggen:
(i) |
de locatie van de ‘piek’ is enigszins verplaats, zodat het
apparaat hieraan voorbij gaat. |
(ii) |
soms vindt er op een locatie een voorpiek plaats, die in sommige gevallen
nog hoger is dan de correcte piek zelf. Als het apparaat zo’n
‘voorpiek’ vermoed, geeft hij hier ook geen waarde aan. |
(iii) |
De oorzaak kan ook gelegen zijn in het feit dat de waarde van de
‘piek’ zo klein/laag is (onder de vijftig) dat het apparaat hier
geen waarde aan geeft. |
Anders gezegd, het gaat hier om een verwaarloosbare DNA waarde, hetgeen niet
in deze zin aan het Hof is voorgelegd en bij bekendheid de acceptatie van
de NFI hypothese zou hebben ondermijnd. |
7. |
Opgemerkt wordt nog dat, wat ook zij van voorgenoemde redenen, het opvallend
is dat in casu bij alle am-getallen in de betreffende DNA sporen in casu
de ‘piek’ heel laag is, waardoor de reden onder punt (iii) de meest
voor de hand liggend is. |
8. |
Op grond van het bovenstaande kan derhalve niet worden uitgesloten en
is zelfs aannemelijk te achten, dat het NFI bij het opmaken van de rapportages
voor het Hof in 2004, en bij het handmatig toevoegen van de kenmerken, zich
heeft laten leiden door het DNA-profiel van de verdachte, en in die zin bij
de invulling van de ontbrekende kenmerken gekleurd is geweest c.q.
beïnvloed is geweest door het eigen beeld van de onderzoeker (zie hiervoor
ook hoofdstuk V). Dit betekent dat er derhalve in onduidelijke gevallen
teruggeredeneerd wordt naar het profiel van de verdachte. |
9. |
In de excel-sheet, welke aan het memorandum is aangehecht, zijn niet
deze am-vermeldingen op de piekenprofielen opgenomen. Wel staat achter elk
spoor aangegeven hoeveel am-vermeldingen bij elk spoor vermeld waren welke
betrekking hebben op het DNA-profiel van verzoeker. |
10. |
Ten derde is het van belang na te gaan wat de hoogte van de verschillende
DNA-kenmerken van verzoeker per spoor is, om zo de hoeveelheid van het
DNA-kenmerk in het spoor vast te stellen is. Dit overzicht is opgenomen in
het tweede exceloverzicht. Met de navolgende aspecten per spoor is het Hof
verder destijds niet bekend geweest. Enkele aspecten die nog verder in opvielen
zullen hierna per spoor aan de orde komen: |
|
ARA852#1 |
Dit spoor heeft 7 verschillende piekenprofielen, waaruit zou kunnen worden
afgeleid dat dit spoor 7 keer is onderzocht. De reden hiervoor is niet duidelijk,
en met name blijkt niet welke van deze piekenprofielen het NFI in zijn rapportage
heeft gebruikt. Het zesde profiel (pagina 15) is opvallend aangezien er opeens
vijf kenmerken zijn verdwenen, waaronder 3 am-kenmerken, en er een nieuw
kenmerk is bijgekomen, te weten nr. 23. De hoogten van de pieken zijn gemiddeld
300. Hier wordt gewezen op het relatief grote aantal am-kenmerken, te weten
zes. |
ARA852#9 |
Van dit spoor bestaan er 5 profielen, waarbij ook niet duidelijk wordt
waarom dit heeft plaatsgevonden, en ook hier blijkt niet welke van deze
piekenprofielen het NFI in zijn rapportage heeft gebruikt. Bij dit spoor
verschilt het aantal am-kenmerken per profiel van 3 tot 1. Hieruit blijkt
dat inderdaad deze kenmerken niet met zekerheid kunnen worden vastgesteld,
en derhalve geconcludeerd moet worden dat deze kenmerken niet in bij de
beoordeling zouden hebben mogen zijn meegenomen door het NFI. Uit de hoogten
van de pieken blijkt dat er niet veel DNA in dit spoor is aangetroffen, en
derhalve blijkt dit spoor geenszins aan te sluiten bij de werkhypothese 2
van het NFI, welke uitgaat van het feit dat een grote hoeveelheid DNA is
overgedragen tijdens een gewelddadig incident. |
ARA852#10 |
Dit spoor betreft het bloedvlekje in de kraag van de blouse. De gemiddelde
hoogte van de pieken betreft bij dit spoor 1500, hetgeen relatief hoog is.
Over dit spoor heeft echter de deskundige ing. Eikelenboom op 26 januari
2004 ter zitting van het Hof Den Bosch verklaard dat hij niet weet of dit
bloedvlekje met geweld op de blouse S12 is gekomen. In het spoor komen 4
am-kenmerken voor, waarvan er drie passen in het DNA-profiel van het slachtoffer. |
ARA852#18 |
In dit spoor is het opvallend dat er 14 am-kenmerken (!) in het piekenprofiel
zijn opgenomen, waarvan er 13 overeenkomen met het DNA-profiel van verzoeker.
Als alle am-kenmerken niet in het profiel worden meegenomen dan bevat dit
spoor slechts 6 kenmerken, waarvan er vier ook overeenkomen van het slachtoffer.
Op grond van het voorgaande kan derhalve geconcludeerd worden dat dit spoor
niet onomstotelijk te herleiden valt tot verzoeker. |
ARA852#19 |
Bij dit spoor is het opvallend dat de pieken, welke passen in het DNA-profiel
van verzoeker, alle heel laag zijn. Dit is waarschijnlijk één
van de sporen welke prof. De Knijff bedoelde in zijn verklaring bij het Hof
ter zitting van 26 januari 2004, wanneer hij sprak over het feit dat 90%
van het spoor van het slachtoffer afkomstig was, en slechts 10% van verzoeker. |
ARA852#20 |
Dit spoor bevat alle 18 kenmerken uit het DNA-profiel van verzoeker,
maar de pieken zijn in dit spoor tussen de waarde 100 en 2100. Hier wordt
nog opgemerkt dat ook alle DNA-kenmerken uit het profiel van het slachtoffer
aanwezig zijn in het spoor, op één kenmerk na. Zoals reeds
eerder opgemerkt hebben verzoeker en het slachtoffer maar liefst vier
overeenkomstige kenmerken. |
|
11. |
De conclusie voor wat betreft dit hoofdstuk is dat dit reeds op zichzelf
een vijfde novum oplevert, nu immers hierdoor is aangetoond dat het Hof in
2004 onjuist en onvolledig is geïnformeerd omtrent de precieze DNA waarde
in forensisch technische zin en daardoor aan het biologisch sporenmateriaal
een bewijswaarde heeft toegekend die het anders niet had toegekend. Ook staat
hiermee vast dat, ware het Hof met deze piekenprofielen bekend geweest, het
niet tot het oordeel zou zijn gekomen dat “niet aannemelijk is te achten
dat deze sporen bij een normaal en zakelijk contact op de blouse terecht
zijn gekomen”, zoals in r.o. 2.1.8. neergelegd. |