Figuur
1. Links: De locatie van spoor #20. Rechts: drie foto's van
voor en na de bemonstering. Goed is zichtbaar dat het bloed
van de steekwonden NIET aanwezig is in spoor #20; ook andere
karakteristieken van de locatie roepen vragen op. Zo is heeft
het knipsel de vorm van een vinger, maar zien we daarin voor
het knippen geen vlek. En de ribbreuken zaten lager. Deze
werden volgens de patholoog-anatoom trouwens veroorzaakt door
druk centraal op de borst, dus ver verwijderd de
veronderstelde lokatie van spoor 20. |
|
De redenering schijnt dus als volgt te werken:
Figuur 2. Tussen de eerste 20 sporen bevinden zich twee uitschieters, de sporen #7 en #12, die vlak naast elkaar gelegen zijn op de blouse (foto's plaats delict en eind 2003). | |
Spoor #7 is geëxtraheerd met Chelex, en dus goed te vergelijken met de bloedsporen #3 t/m #5, spoor #12 werd geëxtraheerd met QIAamp, en dus op dezelfde manier geëxtraheerd als spoor #20 (zie figuur 3). Beide sporen delen met elkaar, dat ze van de schaal zijn afgelopen en daardoor niet correct werden getypeerd. Dat heb ik in het volgende diagram trachten te corrigeren.
Figuur
3.
Als de voorgaande figuur, maar nu is aangeduid, wat het effect
is van het van de schaal lopen van de sporen #7 en #12 en hoe
sterk de DNA-profielen zijn van Louwes en het slachtoffer in
spoor #20. |
Zoals zichtbaar, valt de DNA-depositie in spoor #20 in het niet bij de deposities in spoor #7 en #12. Als hier werkelijk veel kracht was uitgeoefend, en dat is de hypothese, dan was het een kippenkracht. Voorts is het erg onlogisch, dat de dader zich in dit geval niet van afschermende middelen had voorzien. De NFI-hypothese ontbeert iedere elementaire logica.
Meer over spoor#20 in paragraaf 6.3.5 en in de beeldbank.