De vijfde herzieningsgrond: am-kenmerken

Herzieningsverzoek 26 juli 2006: NIEUW FEIT TEN AANZIEN VAN VOOR BEWIJS GEBEZIGDE NFI RAPPORTAGES 2003- 2004 IN RELATIE TOT HET NFI

VIII NIEUW FORENSISCH-TECHNISCH FEIT: DE PIEKENPROFIELEN EN IMPACT OP BEWIJSCONSTRUCTIE HOF
1. Een vijfde novum in forensisch-technische zin wordt gevormd door het volgende feit. Zoals hiervoor aangetoond is de veroordeling van verzoeker gebaseerd op de aanname dat het biologisch sporenmateriaal dat op de blouse is gevonden, verband hield met een gewelddadig incident, waarbij het Hof in r.o. 2.1.8 in het bijzonder voor dit bewijs laat meewegen: “Zowel voor wat betreft het bloedvlekje in de buitenste kraag aan de achterzijde van de blouse (spoor #10) als ten aanzien van de sporen #9, #18, #19 en #20 geldt immers, gelet op de plaats van spoor #10 en de bevindingen van ing. Eikelenboom inzake de andere sporen, dat het niet aannemelijk is te achten dat deze sporen bij een normaal en zakelijk contact op de blouse terecht zijn gekomen”.
2. Het Hof was destijds niet bekend met de exacte waarden van bedoelde piekoppervlakken / piekprofielen, eenvoudigweg omdat de piekprofielen destijds geen deel uitmaakten van het strafdossier. Van belang is vast te stellen dat piekenprofielen geen officieel deel uitmaken van stukken die aan een strafdossier worden toegevoegd. Eerst na de evaluatie van de Schiedammer Parkmoord is van de zijde van justitie geopperd c.q. de mogelijkheid besproken om dit soort laboratoriumgegevens in de toekomst aan het strafdossier toe te voegen. Ten tijde van onderhavige strafzaak was dit echter niet het geval.
3. In het kader van het door de verdediging verzochte onderzoek van het Britse FSS, zoals onder hoofdstuk IV beschreven, heeft de verdediging alsnog de beschikking gekregen over deze piekenprofielen (zie productie 19). Bestudering hiervan levert de volgende nieuwe inzichten op die destijds niet aan het Hof zijn voorgelegd en die stellig op de bewijswaarde van het biologisch sporenmateriaal een ander licht zouden hebben geworpen, in die zin dat het de bewijsredenering van het Hof, zoals neergelegd in rechtsoverwegingen 2.1.1-2.1.8 in de kern zou hebben aangetast (Als productie 20 wordt aan dit verzoek gehecht het memorandum betreffende het onderzoek terzake de piekenprofielen, alsmede de twee bijbehorende excelsheets). Deze piekenprofielen leveren de volgende nieuwe inzichten op:
4. Allereerst kan worden geconcludeerd dat het DNA-profiel van het slachtoffer en dat van verzoeker vier overeenkomstige kenmerken bevatten. Het betreft in de piekenprofielen in de blauwe kleur de cijfers 17 en 12, in de groene kleur het cijfer 31, en in de rode kleur het cijfer 7. Deze cijfers zijn in de Excel sheet geel gearceerd. Dit zou kunnen betekenen dat wanneer dit cijfer zich bevindt in het aangetroffen DNA-mengprofiel, niet met zekerheid kan worden vastgesteld of dit van verzoeker afkomstig is, aangezien dit ook van het slachtoffer afkomstig kan zijn.
5. Ten tweede is opgevallen dat vóór vele getallen in de piekenprofielen de letters am geplaatst zijn. In forensisch-technische zin staat vast dat deze afkorting staat voor added manually, oftewel handmatig toegevoegd. Dit betekent dat het onderzoeksapparaat in deze gevallen zelf geen getal/waarde aan de ‘piek’ heeft gegeven, maar dat desondanks de onderzoeker deze informatie aan het profiel heeft toegevoegd. Alleen al dit gegeven, te weten het handmatig toevoegen van kenmerken, was destijds niet aan het Hof bekend omdat het niet door het NFI aan het Hof is voorgelegd in 2004.
6. Aan het feit dat het apparaat zelf aan deze ‘piek’ geen kenmerk heeft toegevoegd, kunnen meerdere redenen ten grondslag liggen:
(i) de locatie van de ‘piek’ is enigszins verplaats, zodat het apparaat hieraan voorbij gaat.
(ii) soms vindt er op een locatie een voorpiek plaats, die in sommige gevallen nog hoger is dan de correcte piek zelf. Als het apparaat zo’n ‘voorpiek’ vermoed, geeft hij hier ook geen waarde aan.
(iii) De oorzaak kan ook gelegen zijn in het feit dat de waarde van de ‘piek’ zo klein/laag is (onder de vijftig) dat het apparaat hier geen waarde aan geeft.

Anders gezegd, het gaat hier om een verwaarloosbare DNA waarde, hetgeen niet in deze zin aan het Hof is voorgelegd en bij bekendheid de acceptatie van de NFI hypothese zou hebben ondermijnd.

7. Opgemerkt wordt nog dat, wat ook zij van voorgenoemde redenen, het opvallend is dat in casu bij alle am-getallen in de betreffende DNA sporen in casu de ‘piek’ heel laag is, waardoor de reden onder punt (iii) de meest voor de hand liggend is.
8. Op grond van het bovenstaande kan derhalve niet worden uitgesloten en is zelfs aannemelijk te achten, dat het NFI bij het opmaken van de rapportages voor het Hof in 2004, en bij het handmatig toevoegen van de kenmerken, zich heeft laten leiden door het DNA-profiel van de verdachte, en in die zin bij de invulling van de ontbrekende kenmerken gekleurd is geweest c.q. beïnvloed is geweest door het eigen beeld van de onderzoeker (zie hiervoor ook hoofdstuk V). Dit betekent dat er derhalve in onduidelijke gevallen teruggeredeneerd wordt naar het profiel van de verdachte.
9. In de excel-sheet, welke aan het memorandum is aangehecht, zijn niet deze am-vermeldingen op de piekenprofielen opgenomen. Wel staat achter elk spoor aangegeven hoeveel am-vermeldingen bij elk spoor vermeld waren welke betrekking hebben op het DNA-profiel van verzoeker.
10. Ten derde is het van belang na te gaan wat de hoogte van de verschillende DNA-kenmerken van verzoeker per spoor is, om zo de hoeveelheid van het DNA-kenmerk in het spoor vast te stellen is. Dit overzicht is opgenomen in het tweede exceloverzicht. Met de navolgende aspecten per spoor is het Hof verder destijds niet bekend geweest. Enkele aspecten die nog verder in opvielen zullen hierna per spoor aan de orde komen:

ARA852#1

Dit spoor heeft 7 verschillende piekenprofielen, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat dit spoor 7 keer is onderzocht. De reden hiervoor is niet duidelijk, en met name blijkt niet welke van deze piekenprofielen het NFI in zijn rapportage heeft gebruikt. Het zesde profiel (pagina 15) is opvallend aangezien er opeens vijf kenmerken zijn verdwenen, waaronder 3 am-kenmerken, en er een nieuw kenmerk is bijgekomen, te weten nr. 23. De hoogten van de pieken zijn gemiddeld 300. Hier wordt gewezen op het relatief grote aantal am-kenmerken, te weten zes.

ARA852#9

Van dit spoor bestaan er 5 profielen, waarbij ook niet duidelijk wordt waarom dit heeft plaatsgevonden, en ook hier blijkt niet welke van deze piekenprofielen het NFI in zijn rapportage heeft gebruikt. Bij dit spoor verschilt het aantal am-kenmerken per profiel van 3 tot 1. Hieruit blijkt dat inderdaad deze kenmerken niet met zekerheid kunnen worden vastgesteld, en derhalve geconcludeerd moet worden dat deze kenmerken niet in bij de beoordeling zouden hebben mogen zijn meegenomen door het NFI. Uit de hoogten van de pieken blijkt dat er niet veel DNA in dit spoor is aangetroffen, en derhalve blijkt dit spoor geenszins aan te sluiten bij de werkhypothese 2 van het NFI, welke uitgaat van het feit dat een grote hoeveelheid DNA is overgedragen tijdens een gewelddadig incident.
ARA852#10 Dit spoor betreft het bloedvlekje in de kraag van de blouse. De gemiddelde hoogte van de pieken betreft bij dit spoor 1500, hetgeen relatief hoog is. Over dit spoor heeft echter de deskundige ing. Eikelenboom op 26 januari 2004 ter zitting van het Hof Den Bosch verklaard dat hij niet weet of dit bloedvlekje met geweld op de blouse S12 is gekomen. In het spoor komen 4 am-kenmerken voor, waarvan er drie passen in het DNA-profiel van het slachtoffer.
ARA852#18 In dit spoor is het opvallend dat er 14 am-kenmerken (!) in het piekenprofiel zijn opgenomen, waarvan er 13 overeenkomen met het DNA-profiel van verzoeker. Als alle am-kenmerken niet in het profiel worden meegenomen dan bevat dit spoor slechts 6 kenmerken, waarvan er vier ook overeenkomen van het slachtoffer. Op grond van het voorgaande kan derhalve geconcludeerd worden dat dit spoor niet onomstotelijk te herleiden valt tot verzoeker.
ARA852#19 Bij dit spoor is het opvallend dat de pieken, welke passen in het DNA-profiel van verzoeker, alle heel laag zijn. Dit is waarschijnlijk één van de sporen welke prof. De Knijff bedoelde in zijn verklaring bij het Hof ter zitting van 26 januari 2004, wanneer hij sprak over het feit dat 90% van het spoor van het slachtoffer afkomstig was, en slechts 10% van verzoeker.
ARA852#20 Dit spoor bevat alle 18 kenmerken uit het DNA-profiel van verzoeker, maar de pieken zijn in dit spoor tussen de waarde 100 en 2100. Hier wordt nog opgemerkt dat ook alle DNA-kenmerken uit het profiel van het slachtoffer aanwezig zijn in het spoor, op één kenmerk na. Zoals reeds eerder opgemerkt hebben verzoeker en het slachtoffer maar liefst vier overeenkomstige kenmerken.
11. De conclusie voor wat betreft dit hoofdstuk is dat dit reeds op zichzelf een vijfde novum oplevert, nu immers hierdoor is aangetoond dat het Hof in 2004 onjuist en onvolledig is geïnformeerd omtrent de precieze DNA waarde in forensisch technische zin en daardoor aan het biologisch sporenmateriaal een bewijswaarde heeft toegekend die het anders niet had toegekend. Ook staat hiermee vast dat, ware het Hof met deze piekenprofielen bekend geweest, het niet tot het oordeel zou zijn gekomen dat “niet aannemelijk is te achten dat deze sporen bij een normaal en zakelijk contact op de blouse terecht zijn gekomen”, zoals in r.o. 2.1.8. neergelegd.

commentaar: de opmerking bij ARA852#20, dat er maar liefst vier overeenkomstige kenmerken zijn is wat bevreemdend; het zijn er in willekeurige gevallen vaak al zes.

Mondelinge Toelichting Herzieningsverzoek 15 november 2006

59. Het Hof heeft zich bij het overnemen van de tweede hypothese ook laten leiden door de factor dat de hoeveelheid DNA materiaal achtergelaten in vlek #20 een hogere piekhoogte van het mannelijk individu kende dan die van het slachtoffer (zie hiervoor ook de deskundigenverklaring van ing. Eikelenboom ter zitting van 26 januari 2004 op pagina 17). Het Hof heeft mede op grond hiervan geoordeeld dat het niet aannemelijk zou zijn te achten dat deze sporen bij een normaal en zakelijk contact op de blouse terecht zijn gekomen (r.o. 2.1.8).
60. Het NFI heeft destijds het Hof niet geïnformeerd over de exacte getalwaarden op de zogenaamde piekenprofielen. Deze zijn eerst aan de verdediging ter beschikking gesteld in het kader van het oriënterend vooronderzoek van het College van Procureurs-generaal.
61. In hoofdstuk VIII van het herzieningsverzoek worden deze piekenprofielen uitvoerig besproken en de resultaten daarvan laten weldegelijk de conclusie toe dat de betreffende sporen door middel van een normaal en zakelijk contact op de blouse terecht zijn gekomen en zelfs qua herkomst speeksel is. Productie 20 geeft een totaal overzicht van de betreffende zes sporen gebaseerd op de piekenprofielen. Hieraan kunnen twee belangrijke nieuwe feiten worden ontleend:

a) de zeer lage getalwaarden, behoudens spoor #20
b) het in belangrijke mate, en buiten het zicht van de strafrechter,aan de profielen toegevoegd zijn van zogenaamde am-kenmerken. Deze afkorting staat voor added manually, oftewel handmatig toegevoegd. Dit betekent dat het onderzoeksapparaat in deze gevallen zelf geen getal/waarde aan de ‘piek’ heeft gegeven, maar dat desondanks de onderzoeker deze informatie aan het profiel heeft toegevoegd. Alleen al dit gegeven, te weten het handmatig toevoegen van kenmerken, was destijds niet aan het Hof bekend omdat het niet door het NFI aan het Hof is voorgelegd in 2004. Het gaat hier niet om zomaar wat toevoegingen; neen, het betreft substantiële toevoegingen! Kijkt U maar mee aan de hand van productie 20 waar wij een geheel overzicht hebben gemaakt:

ARA852#1

Dit spoor bevat een relatief groot aantal am-kenmerken, te weten zes.

ARA852#9

Bij dit spoor verschilt het aantal am-kenmerken per profiel van 3 tot 1. Uit de hoogten van de pieken blijkt dat er niet veel DNA in dit spoor is aangetroffen, en derhalve blijkt dit spoor geenszins aan te sluiten bij de werkhypothese 2 van het NFI, welke uitgaat van het feit dat een grote hoeveelheid DNA is overgedragen tijdens een gewelddadig incident.

ARA852#10

Dit spoor betreft het bloedvlekje in de kraag van de blouse. In het spoor komen 4 am-kenmerken voor, waarvan er drie passen in het DNA-profiel van het slachtoffer.

ARA852#18

President, niet duidelijker blijkt dit ten aanzien van dit spoor! Zo goed als dit gehele spoor is handmatig toegevoegd door de onderzoeker: maar liefst 14 am-kenmerken (!) zijn in het piekenprofiel opgenomen, waarvan er 13 overeenkomen met het DNA-profiel van verzoeker. Ter nadere uitleg: Als alle am-kenmerken niet in het profiel worden meegerekend dan bevat dit spoor slechts 6 kenmerken, waarvan er vier ook overeenkomen met die van het slachtoffer. Deze kunnen dus welbeschouwd niet eens worden meegeteld als zijnde per definitie van de veroordeelde. Op grond van het voorgaande kan derhalve geconcludeerd worden dat dit spoor niet onomstotelijk te herleiden valt tot verzoeker.

ARA852#19

Bij dit spoor is het opvallend dat de pieken, welke passen in het DNAprofiel van verzoeker, alle heel laag zijn. Dit is waarschijnlijk één van de sporen welke prof. De Knijff bedoelde in zijn verklaring bij het Hof ter zitting van 26 januari 2004, wanneer hij sprak over het feit dat 90% van het spoor van het slachtoffer afkomstig was, en slechts 10% van verzoeker.

ARA852#20

Dit spoor bevat alle 18 kenmerken uit het DNA-profiel van verzoeker, maar de pieken zijn in dit spoor tussen de waarde 100 en 2100. Hier wordt nog opgemerkt dat ook alle DNA-kenmerken uit het profiel van het slachtoffer aanwezig zijn in het spoor, op één kenmerk na. Nota bene hebben verzoeker en het slachtoffer maar liefst vier overeenkomstige DNA kenmerken.
62. Wat zijn nu de conclusies voor wat betreft dit onderdeel: (a) ten aanzien van vier van de zes sporen is sprake van een aantal amtoevoegingen, variërend van 1 tot en met 14 kenmerken; (b) voor het merendeel vinden deze toevoegingen door de onderzoek plaats ten aanzien van de veroordeelde zelf; (c) er is naar het profiel van de veroordeelde toegeredeneerd; (d) daardoor is de waarde van de tweede hypothese in een onjuist daglicht gesteld door het NFI (wellicht mede door de reeds vastgestelde vooringenomenheid); (e) voorts heeft het NFI ten onrechte het Hof niet geïnformeerd over het feit dat ten aanzien van 5 van de 6 sporen er sprake was van dusdanig lage pieken dat deze zich eerder verhouden met contactsporen.
63. Belangwekkend is dat voornamelijk ten aanzien van de veroordeelde de deskundige komt tot dergelijke toevoegingen, hetgeen versterkt dat men de DNA-sporen naar het profiel van Louwes heeft toegeredeneerd, hetgeen natuurlijk ook de validiteit van de tweede hypothese ondermijnt.

commentaar: Het is duidelijk, am-kenmerken moeten beschouwd worden als extra kenmerken, die erkend worden door de onderzoeker als zijnde reeële onderdelen van een DNA-profiel. Als het spel 'eerlijk wordt gespeeld', worden deze am-kenmerken uit het diagram 'omhooggehaald' door een medewerker, die geen idee heeft van de casus, doch slechts op zoek is naar overeenkomsten tussen de verschillende diagrammen. Zij moeten in de volgende stap dan ook te allen tijde worden toegekend aan houders van bekende profielen, zelfs als dat slecht uitkomt.

Conclusie inzake de Deventer-moordzaak 20 maart 2007 AG Mr. Machielse

Vijfde onderdeel: nieuw forensisch-technisch feit: de piekenprofielen en impact op bewijsconstructie hof
6.1. Als bijlage 19 heeft aanvrager een door het NFI gemaakt overzicht van de piekenprofielen in de verschillende DNA-sporen bijgevoegd dat blijkens de adressering op de daarbij gevoegde brief d.d. 6 februari 2006 van het NFI gericht is aan de eerdergenoemde Forensic Science Service. Het betreft een omvangrijke hoeveelheid complexe onderzoeksgegevens die in verschillende grafische voorstellingen zijn weergegeven. In haar rapport vermeldt Kenny dat zij naast de verschillende rapporten de beschikking heeft gehad over "a set of DNA results from the Dutch Forensic Institute". Zij schrijft: "l have reviewed the DNA profiling results based on the information provided to me and l agree with the results of the Netherlands Forensic Institute with respect to the attribution of DNA to either [slachtoffer] and/or [aanvrager]. However, there are possible additional DNA components not associated with the profiles of either [slachtoffer] or [aanvrager] present in the profiles obtained from three areas of light red staining- stains 18,_19_and 20. This possible additional component consists of a single additional peak in stains 18 and 19 and two additional peaks in stain 20. However, they are present at a very low level and it is not possible for me to determine whether the actually indicate additional DNA from amother source or whether they are just features (artefacts) of the DNA profiling tests."
6.2. Aanvrager gaat in dit verband echter niet in op de bevindingen van Kenny. Als bijlage 20 is echter een memo gevoegd van de hand van Janneke Boumans, kantoorgenote van de indiener van deze herzieningsaanvraag, inhoudende conclusies die uit deze onderzoeksgegevens zijn getrokken. Die conclusies komen er in de kern op neer dat de overeenkomsten van de profielen met die van aanvrager minder duidelijk zijn dan door het NFI is gesteld. Bij gelegenheid van de mondelinge toelichting zijn deze conclusies nog eens toegelicht. Op basis van deze conclusies stelt aanvrager dat er sprake is van een novum.
6.3. Ik volsta ermee op te merken dat de beoordeling van de betreffende onderzoeksgegevens een dermate specialistisch karakter draagt, dat in de procedure tot herziening zonder toelichting van een deskundige niet de betekenis van deze gegevens kan worden beoordeeld. De FSS heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de wijze waarop het NFI het DNA-onderzoek heeft uitgevoerd. In ieder geval kan niet een beroep worden gedaan op een eigen - niet als deskundig aan te merken - analyse.

commentaar: Waarom dit gegeven niet voorgelegd aan een deskundige, of aan prof. De Knijff? Op zijn minst zou ook een toelichting op de werkwijze van Dr. Kloosterman gewenst zijn. De AG stelt hier eigenlijk voor, het DNA-onderzoek de status van russische roulette te geven. De am-kenmerken in vlek#10 worden op deze manier straal genegeerd.

SCHRIFTELIJKE REACTIE OP CONCLUSIE D.D. 20 MAART 2007 VAN ADVOCAAT-GENERAAL MR. MACHIELSE 2 april 2007 G.J. Knoops

VI Ad vierde onderdeel

(..)
79. Gehecht aan deze reactie wordt gevoegd als productie 4 een commentaar van prof. De Knijff d.d. 29 maart 2007 op de Conclusie van de AG voor zover dit zijn brief raakt. Prof. de Knijff reageert hierop met onder meer de volgende vaststellingen: “- niet is vast te stellen welk celmateriaal van de verdachte exact hoe en wanneer op de blouse is terechtgekomen. - de geweldshypothese van Eikelenboom is pure speculatie en wordt m.i. in ieder geval NIET door de DNA bevindingen op de blouse ondersteund.”
80. Bij dit laatste doelt prof. De Knijff ook op de piekenprofielen die onderdeel van het herzieningsverzoek uitmaken. Daarmee is tevens de stelling van de AG weerlegd dat het hier om specialistische onderbouwing zou onderbreken. (zie punt 6.3. van de Conclusie).
VII Ad Vijfde onderdeel; de piekenprofielen
83. Onbegrijpelijk is dat de AG onder 6.3 aanvoert dat de beoordeling van de piekenprofielen "een dermate specialistisch karakter draagt" dat bij een revisie zonder toelichting van een deskundige niet op de betekenis hiervan zou kunnen worden ingegaan.
84. Vastgesteld moet worden dat de AG niet betwist dat het hier nieuwe onderzoeksgegevens betreft welke ten tijde van het proces bij het hof niet bekend waren en bij bekendheid tot een andere beoordeling van de waarde van de tweede hypothese zouden hebben geleid.
85. De AG gaat er voorts ten onrechte aan voorbij dat belangrijk is dat de weergave van de piekenprofielen niets meer en minder is dan een aflezing van de data die hierop door een ieder kunnen worden gelezen; daarvoor behoeft men geen 'wiskundige' te zijn. Mevrouw mr. J. Boumans die deze analyse in bijlage 20 incorporeerde heeft derhalve de data, af te leiden uit de piekenprofielen, onder elkaar gezet waaruit de conclusie voor zich zelf spreekt. Dit memo en analyse is overigens tot stand gekomen na ruggespraak met mevrouw Van der Meij, DNA deskundige verbonden aan het IFS (Independent Forensic Services), hetgeen duidelijk blijkt uit de memo van mevrouw mr. J. Boumans. De stelling van de AG mist dus feitelijke grondslag.
86. Daar komt thans bij dat de interpretatie van deze piekenprofielen thans wordt ondersteund door de aanvullende conclusies van prof. de Knijff neergelegd in zijn bericht van 29 maart 2007 (zie hierboven).

commentaar: Opmerking 86. had wel wat meer handen en voeten mogen krijgen, om de HR te overtuigen.

Hoge Raad der Nederlanden Arrest op een aanvrage tot herziening 18 maart 2008

7.8.1. De omstandigheid sub i heeft betrekking op het oordeel van het Hof dat zowel wat betreft het bloedvlekje in de buitenste kraag aan de achterzijde van de blouse (spoor #10) als ten aanzien van de sporen #9, #18, #19 en #20 - gelet op de plaats van spoor #10 en de bevindingen van ing. Eikelenboominzake de andere sporen - geldt dat het "niet aannemelijk is te achten dat deze sporen bij een normaal en zakelijk contact op de blouse terecht zijn gekomen".
7.8.2. Ter ondersteuning van de omstandigheid sub i wordt in de aanvrage verwezen naar de piekprofielen die zijn weergegeven in een door het NFI vervaardigd overzicht van 6 februari 2006 (productie 19) en een memorandum van een kantoorgenote van de raadsman van de aanvrager met betrekking tot die piekprofielen (productie 20). In de schriftelijke reactie op de conclusie van de Advocaat-Generaal wordt voorts nog verwezen naar een als productie 4 bijgevoegde brief van prof. dr. De Knijff van 29 maart 2007.
7.8.3. Het FSS-rapport (productie 3), waaraan - naar de Hoge Raad begrijpt - mede vorenbedoeld door het NFI vervaardigd overzicht ten grondslag ligt, houdt onder meer in: "I have reviewed the DNA profiling results based on the information provided to me and I agree with the results of the Netherlands Forensic Institute with respect to the attribution of DNA to either [het slachtoffer] and/or Mr Louwes. However, there are possible additional DNA components not associated with the profiles of either [het slachtoffer] or Mr Louwes present in the profiles obtained from three areas of light red staining- stains 18, 19 and 20. This possible additional component consists of a single additional peak in stains 18 and 19 and two additional peaks in stain 20. However, they are present at a very low level and it is not possible for me to determine whether the actually indicate additional DNA from another source or whether they are just features (artefacts) of the DNA profiling tests."
7.8.4. Mede gelet hierop kan het aangevoerde niet het ernstige vermoeden wekken dat het Hof wat betreft de overdracht van de sporen op de blouse van [het slachtoffer] tot een ander oordeel zou zijn gekomen indien het bekend zou zijn geweest met de inhoud van de hiervoor onder 7.8.3 vermelde stukken.
7.8.5. Het onder i aangevoerde behelst dus geen novum.

commentaar: Na een veelbelovend begin lukt het niet, de essentie ('bloedvlekje is van slo') boven water te houden en verder uit te werken. Zie de eerste herzieningsgrond ('derde DNA-donor') over het gestelde in 7.8.3 en het relaas over de piekenprofielen van #10 en #20 op deze web-site.