Knellende vragen over Leugens over Louwes

Prof. dr. Ton Derksen over enkele kwesties in zijn nieuwe boek Leugens over Louwes:

Gepubliceerd 6 december 2011 (http://www.isvw.nl/nl/leugens-over-louwes2/)

VRAAG 1: Wat is het (belangrijkste) argument waarom Louwes onschuldig is?

Als ik één ding maar mag noemen: de kennis die Louwes heeft van de nergens vermelde file bij Harderwijk rond 20.10 uur op 23 september. Het bestaan van die file volgt uit de plaats van de wegafzetting (logboek in dossier) en de verkeersintensiteitscijfers van 23 september 1999. Maar er is veel meer. Je tot één argument beperken, geeft een verkeerde indruk:
(1) het telefoontje van 20.36 uur en het DNA zijn neutraal als bewijsmateriaal.
(a) Louwes kan vanuit Deventer maar ook vanaf A28 gebeld hebben, vanwege de abnormale atmosferische toestand van superrefractie
(b) DNA kan in de ochtend op de blouse zijn gekomen, en op de avond
(2) de aantoonbare afwezigheid van motief van geldgewin is sterk ontlastend Arnhem: motief geldgewin, Den Bosch: motief onduidelijk Bas Haan: (terecht) dat is onbevredigend. Hij geeft nieuwe argumenten en haalt prof. mr. Van Mourik erbij Ton Derksen: nieuwe argumenten kloppen niet.
(a) Louwes was niet uit op alleenheerschappij van geld. Voordat er een concept-testament was, had Louwes al mede-bestuurder gevraagd, aldus twee PVs in dossier;
(b) Louwes was al, voordat de stichting actief werd, twee keer actief bezig om een besteding aan geld van de Stichting te geven volgens de richtlijnen van de Stichting. (stichting van Zwolse psychiater, kinderboerderij).
(c) twee onafhankelijke accountantsonderzoeken van Louwes’ handelswijze à niets aan de hand. Conclusie: bij Louwes was het motief van geldgewin niet aanwezig. Klemmende vraag wordt vervolgens : wat zou motief dan zijn? Dat is niet te vinden à beginwaarschijnlijkheid dat Louwes moordenaar is, is daardoor heel, heel klein. Zelfs als de rest van bewijsmateriaal neutraal zou zijn (noch belastend noch ontlastend), is de conclusie: de kans is heel, heel klein dat Louwes moordenaar zou zijn.
(3) de gedetailleerde kennis van Louwes van de file van 20.10 uur is zeer ontlastend De kans om zo maar de file en zijn details goed te gokken is 1 op de 300.000. Louwes moet van de file geweten hebben.
(a) Bas Haan: Louwes kent file van de terugweg van Deventer over A28 bij Harderwijk. MAAR: in dit scenario komt Louwes even na tienen over de A28. Dan is er geen file meer, het is pikkedonker, het regent, de wegwerkzaamheden zijn niet te zien, ze liggen achter de bocht in de A28 (bocht na 800 meter, wegwerkzaamheden na 2.000 meter).
(b) OM: Louwes heeft over de file gehoord van collega. MAAR: het proces-verbaal van die collega weerspreekt dit. Er is niet over file gesproken.
(c) Heeft Louwes misschien met iemand anders over file gesproken? MAAR:
(i) politie heeft gezocht en alleen de collega kunnen vinden,
(ii) wie spreekt er nou over een file van zo’n 2 km? En hoe lang wordt er over zo’n file gesproken? Zoals blijkt uit het dossier, sprak zelfs zijn collega die op terugweg uit Utrecht in dezelfde file zat, de volgende dag niet met Louwes over de file. Conclusie: (hoogst, hoogstwaarschijnlijk) Louwes wist van de file omdat hij erin had gestaan Bovendien blijkt uit het dossier dat in 1999 en 2000 het belang van de file nooit is ingezien, ook niet door Louwes. Hij heeft de file nooit als alibi gebruikt.
(4) de stille getuigen van hfst 7 (afzonderlijk en samen) ondermijnen het OM-scenario en steunen het onschuld-scenario. Ik noem drie van die getuigen:
(a) De niet-opgeruimde schort over de stoel in de serre zegt volgens goede kennissen van mevrouw Wittenberg dat mevrouw Wittenberg, toen de moordenaar aanbelde, niemand verwachtte. Dat betekent binnen het OM-scenario dat Louwes dus niet om 20.36 uur om belet hebben gevraagd. Maar dat Louwes om belet vraagt, is vanuit OM-scenario juist te verwachten. Het OM-scenario heeft hier een serieus probleem. Er gebeurt iets dat hoogst onwaarschijnlijk is vanuit het perspectief van het OM-scenario. Dat op zichzelf maakt het OM-scenario onwaarschijnlijk.
(b) Gezien vanuit het OM-scenario is Louwes’ verhaal van de gemiste afslag en de file volstrekt onwaarschijnlijk. Volgens dat scenario rijdt Louwes vanaf Utrecht naar Deventer, en moet hij een onschuldig verhaal over zijn terugtocht Utrecht-Lelystad bedenken. Hij kan dat eenvoudig doen door alle tijden iets op te rekken, het was koopavond in Utrecht en de weg van Utrecht naar Amersfoort was heel druk. In plaats daarvan introduceert hij het missen van de afslag in Harderwijk met als oorzaak een file aldaar, met allerlei details. Hij introduceert zo volstrekt onnodig vele mogelijkheden om door de mand te vallen. Volgens teamleiders doen moordenaars dat niet. Vanuit OM-scenario gezien gebeurt er dus weer iets dat hoogst onwaarschijnlijk is. Dat ondermijnt de waarschijnlijkheid van het OM-scenario.
(c) Louwes beantwoordt vrijuit alle vragen die hem in de loop van drie processen gesteld zijn. Hij blijkt, waar controleerbaar, steeds de waarheid te spreken, dit in tegenstelling tot OM en vele deskundigen in het proces. Cruciaal is dat hij in al die omstandigheid altijd de waarheid kan spreken. Dat maakt waarschijnlijk dat hij niets te verbergen heeft. En dit alleen al maakt het onschuld-scenario waarschijnlijk. Dus het bewijsmateriaal is of neutraal of sterk ontlastend.

VRAAG 2: Wat is er nieuw aan je analyse? Wat voor nieuws heb je gevonden?

(1) De aanpak met serieuze aandacht voor verschillende scenario’s met hun consequenties maakt een verschil.
(2) Ontdekking van 33 leugens, waarvan 23 door OM’ers in de zaak en 10 door deskundigen, en geen leugens bij Louwes: 33 – 0.
(In de tekst en de leugenbox staan er 31, er staan nog twee leugens in de voetnoten).
(3) Ontdekking dat in zeven gevallen die leugens door een hof in zijn arrest worden geciteerd en wel als argument voor de veroordeling door dat hof:
(a) er staan geen honderden gsm-masten tussen ’t Harde en Deventer, maar drie,
(b) de deskundige professor heeft onvoldoende gegevens voor zijn (negatief) oordeel over superrefractie (alleen een KNMI-bericht), hij kijkt bovendien bij het weerbericht van 20 december in plaats van 23 september;
(c) honden hebben niet bijna 100% successcore, volgens wetenschappelijk artikel van deskundige: 36,5 %;
(d) voor goede profielen is niet 1000 picogram DNA ( = 200 cellen) nodig. Volgens NFI-publicaties is 100 picogram genoeg. Een goed profiel is dan ook goed te rijmen met een vreedzame origine van het DNA;
(e) de goede profielen met Louwes-DNA bevatten niet minimaal 1000 picogram (200 cellen); veruit de meeste profielen bevatten 8 tot 200 picogram (= 2 tot 40 cellen),
(f) het controlemonster #17 bevatte wel mannelijk DNA-kenmerken die met het DNA van Louwes overeenkwamen, hetgeen voor Louwes juist ontlastend is
(g) het bloedvlekje monster #10 bevatte ook DNA van mevrouw Wittenberg, het was geen enkelvoudig profiel, zoals het NFI zei, en het hof Den Bosch overnam.
(4) Louwes bracht op 16 september vanaf 8.30 uur een bezoek van minimaal uur aan mevrouw Van der Hoek.
De werkster zei: de boekhouder is óf op 16 september óf op 23 september 1999 in de vroege ochtend langs geweest. Louwes’ ochtendbezoek aan mevrouw Wittenberg moet dus op 23 september zijn geweest, hetgeen het OM ontkent. Mevrouw Van der Hoek is nooit benaderd.
(5) De verkeersintensiteitsgegevens van 23 september 1999 bij Harderwijk + vluchtstrook waartoe de wegafzetting leidt: de file is daar onvermijdelijk.
(6) De raw data van NFI (overgedragen aan verdediging in 2006) laten iets heel anders laten zien dan wat het NFI zelf beweert.
Zie 3a, 3f en 3g. Het DNA kan zeer wel een vreedzame origine hebben. Het DNA kan dus evengoed ’s ochtends als ’s avonds op de blouse van mevrouw Wittenberg zijn gekomen.
(7) Teamleiders van grootschalig onderzoek zeggen: DNA van de moordenaar in niet-relationele moord wordt in (veel) minder dan 50% van de gevallen gevonden.
Het zegt dus niets dat er naast het DNA van Louwes en mevrouw Wittenberg geen DNA van een derde gevonden is: DNA van een moordenaar ontbreekt in meer dan 50% van de gevallen.
(8) Wetenschappelijk onderzoek uit 2010 laat zien: bij zwakke profielen van vreemd DNA verkregen uit nagelvuil was in 32% alledaags contact het overdrachtsmechanisme.
Het DNA van Louwes in het nagelvuil van mevrouw Wittenberg is dus goed te rijmen met alleen maar alledaags contact. Bovendien vond het NFI bij het autosomaal DNA onderzoek van het nagelvuil van mevrouw Wittenberg helemaal geen profiel. Het Y-chromosomaal onderzoek dat enkele DNA-kenmerken van Louwes vond, heeft genoeg aan 3 tot 8 cellen. (1 cel = 5 picogram volgens NFI = 0,000.000.000.005 gram).
(9) Louwes had al in april/mei 1999 een medebestuurder voor de stichting gevraagd, ruim voordat hij het concept-testament voor de stichting schreef (bevestigd in twee processen-verbaal).
Louwes streefde dus niet naar alleenheerschappij over het geld.
(10) Ook notarissen gebruiken privé-rekeningen, als banken even moeilijk doen.
Gebruik van een privé-beheerrekening door Louwes en zijn collega medebestuurder is dus niet verdacht. Het gaat erom wat je ermee doet. En twee accountantsonderzoekingen vinden geen enkel spoor van oplichting dan aanzet daartoe bij Louwes’ handelswijze.
(11) Louwes probeerde in november 1999, al vóórdat de Stichting zelf actief zou worden (januari 2000), een nuttige besteding voor de gelden van die stichting te vinden.
Louwes nam contact op met een Zwolse psychiater voor een schenking aan haar stichting, en hij deed navraag naar een project met een kinderboerderij. De Zwolse psychiater bevestigt het contact. (Ze is nooit door het OM benaderd).
(12) Louwes benadeelde zichzelf financieel ernstig door de testament-afhandeling bij zijn werkgever de VVAA onder te brengen.
Hij liep daardoor de 2,5% van de inkomsten en 1,5% van de uitgaven mis. Geheel legaal had dat tot een bedrag van Dfl. 100.000 kunnen oplopen.

VRAAG 3: Is dit voldoende voor een nieuwe herziening

Je zou denken van wel, maar gezien de duistere en flexibele definitie van een novum door de Hoge Raad, moet je misschien zeggen: laten we het hopen.

VRAAG 4: Kan Louwes het toch nog gedaan hebben?

Na mijn analyse is er niets dat Louwes nog verbindt aan de moord, en er is veel dat hem sterk ontlast.
Hoeveel beter kun je het krijgen?
Je kunt altijd een scenario bedenken waarin Louwes de moordenaar is, maar ik kan ook een scenario bedenken waarin iemand anders, inclusief de vraagsteller, de moordenaar is. Het gaat niet om gefantaseerde scenario’s maar om bewijsmateriaal en argumenten. De vraag moet derhalve zijn: is er enig bekend bewijsmateriaal en enig goed argument dat hem aan de moord verbindt? Het antwoord is nu: NEE.

VRAAG 5: Hoe spelen die leugens eigenlijk een rol in het proces tegen Louwes?

(1) Ze hebben het oordeel van het Arnhemse hof, het hof Den Bosch en de Hoge Raad wezenlijk medebepaald. Met die leugens is de veroordeling in Den Bosch misschien begrijpelijk. Zonder die leugens was er zeer waarschijnlijk geen veroordeling in Den Bosch geweest.
(2) Die leugens hebben ook het negatieve beeld in de publieke opinie bepaald.

VRAAG 6: Wat is eigenlijk een leugen volgens jou?

Ik onderscheid twee soorten leugens.
Als de verdachte zegt dat hij niet op de PD was, en hij was er wel, dan is dat een platte leugen. Een platte leugenaar liegt dus over de waarheid van wat hij zegt.
Je kunt ook liegen over de kwaliteit van het bewijsmateriaal voor je bewering.
Zegt een officier (met stelligheid) dat het mes het moordwapen is, terwijl hij daarvoor nauwelijks (of geen) aanwijzingen heeft, dan pretendeert hij met zekerheid te weten, terwijl hij op zijn best een enkele aanwijzing in die richting heeft. Ik noem deze leugen over de kwaliteit van het aanwezige bewijsmateriaal een professionele leugen, omdat het de functie van de officier en de deskundige is om voor de rechter waarheid te spreken en hem over de kwaliteit van het bewijsmateriaal voor te lichten.
In de gangbare betekenis vereist liegen de intentie om te bedriegen. Daarvoor moet je in het hoofd van een ander kijken. Dat kan ik niet. Die eigenschap van liegen sluit ik daarom hier uit. Ik blijf echter van liegen spreken omdat de rechter, zowel vanwege de functie van de officier (doordachte waarheidsvinding) als ook vanwege de professionele verantwoordelijkheid die hij draagt ten opzichte van de verdachte, bewuste kennis van het bewijsmateriaal (het dossier) mag verwachten. Het normatieve uitgangspunt voor de rechter is dus: de officier kent zijn dossier en hij ligt mij naar beste professionele kunnen voor over de waarheid en de kracht van het aanwezige bewijsmateriaal.
Wanneer de rechter ontdekt dat de officier iets zegt dat in strijd is met het dossier, of qua waarheid of qua bewijsmateriaal, dan mag hij er dus vanuit gaan dat de officier beter weet. In die situatie mag de rechter er redelijkerwijs vanuit gaan dat de officier liegt, zeker wanneer datgene waarover hij liegt duidelijk in het dossier staat. De rechter mag dit redelijkerwijs concluderen, ook al kan ook hij niet in het hoofd van de officier kijken.
Kunnen we niet zeggen dat de officier jokt of jokkebrokt? Jokkebrokken doe je in de kleuterspeelzaak, niet in de rechtzaal waar door de officier jaren gevangenisstraf worden gevorderd door officieren.