Het rapport van TNO / TU Delft in beeld.

001 Het eerste alibi van Louwes betreft zijn aanwezigheid in de ochtend van 23 september 1999 in de woning van het latere slachtoffer. Ter verklaring van de door hem achtergelaten sporen. Uit het dozijn details die dit alibi ondersteunen springen 2 en 12 eruit. Verklaring 2 kwam door slecht dossierbeheer nooit in beeld. 002 Deze setting tijdens dat contact verklaart alle sporen in combinatie met de details die beschikbaar kwamen in het CCT Amsterdam onderzoek (contaminatie).
003 Rond 19:20 vertrok Louwes uit Utrecht en nam zich de lichtgroene route voor. Latere commentaren omtrent de logica daarvan misten de details betreffende de langdurige wegwerkzaamheden in de Flevopolder (**). 004 Wegwerkzaamheden - inhoudende wegversmallingen XXX - in combinatie met een nauwkeurig beschreven incident om 20:00 uur bij de paarse balk (  ) - leidden tot een file vanaf Harderwijk rond 20:15 uur. Daarbij mistte Louwes zijn afslag (*) en vervolgde hij volgens de blauwe route in figuur 003.
005 Het telefoongesprek van 20:36 uur via de zendmast te Deventer is verklaarbaar indien Louwes belde vanaf de A28 te Nunspeet. 006 Juist op dat tijdstip droegen twee gecombineerde intercity's - effectief dus vier intercity's - bij aan de reeds door de files op de A28 veroorzaakte drukte op het GSM-net.
007 De verbinding van de A28 naar Deventer is extra goed verklaarbaar door het verschijnsel superpropagatie. Bij geschikte atmosferische condities buigen draaggolven naar het aardoppervlak toe en verhogen dan de reikwijdte van de signalen. 008 Doordat bij superpropagatie een 'zichtlijn' wordt gevormd tussen zender en ontvanger neemt de ontvangststerkte (verticaal) en daarmee de ontvangstafstand (horizontaal) met een factor 20 respectievelijk 10 in waarde toe (13 resp. 10 dB).
009 Tijdens Den Bosch (2003-4) beweerde een getuige-deskundige dat de atmosferische omstandigheden dit niet toelieten wegens veel regen en wind. Hij vergiste zich klaarblijkelijk in de datum en/of het tijdstip. Zijn verklaring werd desondanks door het Hof omarmd, terwijl het weerrapport van het KNMI dat de beweringen tegensprak voorlag. 010 Het regende die dag wel in de regio, maar die regen arriveerde ruim een uur later dan dat het gesprek zich voltrok.Voordien was het (nagenoeg) onbewolkt.
011 Een andere getuige-deskundige zag een conflict tussen zenders met dezelfde basisfrequentie bij 't Harde. De verklaring van Louwes sloot echter 't Harde als plaats van bellen juist uit. Hij herhaalde deze verklaring ter zitting. Ook dit gegeven werd door het Hof veronachtzaamd. 012 Ook een andere getuige-deskundige ging uit van de verkeerde plaats van bellen en construeerde aldus een niet bestaande barrière. De verkeerde plaats van bellen werd door het Hof 21 x herhaald in het arrest.
013 In het kader van de herzieningsaanvraag 2006-8 werd door de verdediging een rapport ingebracht dat de verklaringen in 2003-4 deels ontkrachtte. 014 Het hoofdargument was dat ballonmetingen aantoonden dat de atmosferische omstandigheden de eerder uitgesloten superpropagatie wel degelijk aannemelijk maakten. En dat juist Nunspeet de meest voor de hand liggende locatie voor het voeren van het telefoongesprek was.
015 De advocaat-generaal bracht daartegenin een lijst met mogelijke zenders die als alternatief hadden kunnen dienst doen. Daarbij baseerde hij zich op een kaart met zenders uit 2005. De helft van die zenders stond er in 1999 helemaal nog niet. Met de GSM-protocollen bij de keuze van zenders door een mobiele telefoon en de provider hield de lijst ook totaal geen rekening. 016 In 2014 (PV) werden alle tekortkomingen in het dossier GSM-gesprek ontmaskerd. De belangrijkste deskundige (van KPN) nam zijn verklaringen terug en drong er bij zijn collega's op aan hetzelfde te doen. De TNO-deskundige ir. Schmidt stelde bovendien vast dat ook zonder superpropagatie een verbinding A28 - Deventer mogelijk was. Dezelfde die daar in het navolgende rapport weer op terugkwam.
017 In 2018 verscheen een rapport van TNO en TU Delft (TT rapport), of beter gezegd het verscheen niet. Degene die de basisgegevens voor het PV van 2024 leverde werd niet op de hoogte gesteld. 018 Zo kon het gebeuren dat niemand zag dat de hier getoonde tijdstippen niet deugden. Ze zijn twee uur te vroeg doordat de verkeerde tijdzone is gebruikt (UTC=WET versus UTC+2=OET=MEST).
019 Het rapport gebruikt frequent de term standaard atmosfeer zonder deze te definiëren noch duidelijk te maken dat deze conditie in de avonduren nauwelijks optreedt. Dan is temperatuursinversie de normale toestand, behalve als het regent. 020 In de bedoelde standaard atmosfeer neemt de temperatuur verticaal af, dat is hier - gemiddeld - alleen midden op de dag.
021 De beste omstandigheden voor superpropagatie treffen we aan in de avonduren; om 20:00 zijn deze optimaal (blauw) en wel vlak bij het grondoppervlak. 022 De beste propagatieomstandigheden volgens het TT rapport treffen we aan tussen 19 en 20 uur en zijn daarna ook nog heel goed. Hoe dit resultaat werd verkregen staat in het TT rapport niet te lezen. Doordat de grafiek verkeerd is uitgesneden is het effect voor buitenstaanders niet goed in te schatten. Op het moment dat het in de regio begon te regenen (21:45 uur) worden de propagatieomstandigheden volgens de curve juist weer beter (0). Dat wekt twijfel aan de gevolgde methode. De opschriften (    ) zijn onderling strijdig.
023 Het TT rapport onderzocht een groot aantal verbindingsmogelijkheden, die op twee na bij voorbaat kansloos waren wegens een te groot hoogteverschil. Van de twee overblijvers werd er maar één nader geëvalueerd. 024 Dit blijkt - op basis van het in afbeeldingen weergegeven grondprofiel - optie 3 te zijn, terwijl optie 4 veel betere vooruitzichten biedt: kortere afstand, lagere barrière en hogere positie van de ontvanger.
025 Het profiel van de A28 ten Z. van Nunspeet laat zien waarom optie 4 veruit superieur is aan optie 3. 026 Ook streetview afbeeldingen ter plaatse laten dit duidelijk zien, in optie 3 gaat de ontvanger schuil achter een talud, terwijl deze zich in optie 4 op een hoog viaduct bevindt (hier is pas de aanloop getoond).
027 Het TT rapport meldt twee keer resultaten betreffen de metingen aan een zogenaamde standaard atmosfeer en in één geval van versterkte propagatie. De onderlinge overeenstemming deugt niet. Er wordt typisch een fout van 30 dB gemaakt. Vermoedelijk wegens verwarring tussen de begrippen dBw, dBm en dB. 028 Deze resultaten werden afgelezen aan deze diagrammen, die zijn verkregen door toepassing van de applicatie PETOOL; Parabolic Equation Toolbox.
029 Om deze toolbox aan te sturen zijn vele imput-waarden nodig; daarover zwijgt het TT rapport in alle talen. Eén imput-waarde is duidelijk, men kan met een radiobutton in combinatie met een rolmenu de optie standaard atmosfeer toepassen. 030 Door de keuze van een andere kleurschaal is het mogelijk bij de getoonde parameters de output in het TT rapport sterk te benaderen.
031 Wel is het dan nodig om voor de zenderhoogte de waarde 30 m in te vullen- zoals wordt getoond in antenneregister (figuur 038) - terwijl PETOOL logischerwijs vraagt om de hoogte in NAP, zoals betreffende de rest van de gegevens (het terreinprofiel zal afgeleid zijn uit het Actueel Hoogtebestand Nederland, zoals de afbeelding verraadt). Dan is 37 m een consequentere keuze. 032 Terwijl de diagrammen sterk op elkaar gelijken zijn de waarden bij kleurschalen totaal verschillend. Daarbij valt het teken van de schaalverdeling meteen op: in PETOOL is de waarde voor padverlies altijd positief (bevestigd door de maker van deze software). Het resultaat is dus achteraf bewerkt.
033 Wordt de correcte zenderhoogte ingevoerd dan blijkt het padverlies duidelijk te dalen. 034 In het TT rapport wordt nergens vermeld dat in PETOOL een betrouwbare methode is ingebouwd om het padverlies op afstand x en ontvangsthoogte y af te lezen met een grote mate van nauwkeurigheid. Er wordt teruggegrepen op het aflezen van een kleurovereenkomst.
035 Met deze nauwkeurige methode is het ook mogelijk de invloed van een hogere zenderhoogte af te lezen.Voorts valt op hoe belangrijk het is de juiste ontvangershoogte te weten en af te lezen. 036 Nog duidelijker wordt het indien we het padverlies in optie 4 laten narekenen.
037 De winst (= reductie) in het padverlies nadert de 20 dB, dat komt neer op een verbetering met een factor van ruim 50 x (101,75). 038 Nergens wordt in het TT rapport duidelijk met welke zendersterkte rekening is gehouden. Terwijl dat beslissend is voor de uiteindelijk gevonden ontvangststerkte op de A28.
039 Gaan we uit van de registratie in het antenneregister en het gevonden padverlies in de reconstructie met PETOOL, dan is het signaal al ruim 100 x sterker (-113 dBm om -135 dBm) dan in het TT rapport. Dit alles voor een standaard atmosfeer zonder superpropagatie! 040 Voor optie 4 met ontvangst op het viaduct is dat alles nog veel duidelijker. Let wel, het TT rapport stelt dat de gunstigste optie werd onderzocht. Nergens wordt overwogen de ontvangst op het viaduct te evalueren.
041 In het TT rapport werd in een later stadium - voor een toestand van superpropagatie nota bene - een evaluatie uitgevoerd die ertoe moest leiden de kans op een succesvolle verbinding in te schatten. Daarbij werd volkomen willekeurig een ontvangstgevoeligheid van de mobiele telefoon gekozen en bepaald niet de meest gunstige. Het rapport geeft deze willekeur toe maar dit constatering reikt niet tot de conclusies. Voorts is de aflezing hier foutief; lees de gemarkeerde tekst. 042 Later komt het rapport na kritische vraag hierop terug met een nieuwe aflezing (groene pijl) voor een andere waarde die nergens op gebaseerd is. Nergens lijkt de opsteller zich rekenschap van deze idioterie te geven.
043 Het in het TT rapport genoemde type mobiele telefoon is niet het type dat Louwes in gebruik had, gelezen de verklaring van de technische rechercheur voor het Hof. Louwes gebruikte een meer recent type, hetgeen werd aangeduid met de toevoeging PLUS. Logischerwijs was dit een type met betere prestaties. 044 In het rapport wordt uitgelegd dat een uittrekbare antenne leidt tot vermindering van de zogenaamde body loss, maar nergens wordt gesignaleerd dat dit leidt tot een betere ontvangst.
045 De ontvangst aan het eind van pad 4 op het viaduct - zie de samenvatting in figuur 040 - is reeds zonder superpropagatie goed voor een dekkingskans van 60%, ook zonder de betere ontvangstgevoeligheden van de gele en blauwe curven met respectievelijk 80 en 90% in de overwegingen te betrekken. 046 Met een verminderd padverlies door superpropagatie van reeds 5 dB - vergelijk de 30 dB in figuur 022 - loopt de dekkingskans in diverse opties al op in de richting van 100%.
047 Nader onderzoek naar het gedrag van PETOOL bij variërende hoogtes laat zien dat de standaard instellingen voor ducting niet werken bij een onregelmatig profiel. Hoe het TT rapport dit heeft opgelost kan nergens in het rapport worden nagelezen. Ook niet welke waarden en instellingen toegepast bij het evalueren van de ducting. 048 Een analyse met variabele hoogtes kan alleen worden uitgevoerd indien men het te overbruggen profiel in delen opsplitst. Het is in PETOOL niet mogelijk het propagatieprofiel automatisch op te tillen naar het terreinprofiel.
049 De gevonden reductie van het padverlies is bescheiden, ongeveer 4 dB, maar ruim voldoende om dekkingskansen rond de 90 % te genereren. 050 Het signaal is dan 12 dBm beter dan volgens het TT rapport hetgeen neerkomt op een signaal dat 101,2 x sterker is , dus ruim 15x zo sterk.
051 In een verhandeling omtrent de betekenis van de serving cell van de zender te Deventer (14501) is een dekkingskaart opgenomen met de sterkste dekking per cell in de regio. Met moeite is de serving cell 14501 hierin te herkennen als een gebied van ongeveer 5 x 3 km2 , dat zich voor circa. 80 % aan de overzijde van de IJssel bevindt. De serving cell wordt - net zoals alle andere serving cells - ingesnoerd door de werking van de zenders rondom. 052 Even verderop wordt aan een kaart met het dekkingsgegeven > - 86 dBm ook de betekenis van de beste dekking door 14501 gegeven, terwijl nota bene binnen dit gebied twee andere zenders (toestand 1999) zijn gelegen, die uiteraard ook over een eigen serving cell beschikken. Ter verhoging van de verwarring spreekt het rapport over een 'service cell', een term die hier niet van toepassing is.
053 De tegenstelling tussen de serving cell en het dekkingsgebied > - 86 dBm wordt duidelijk indien men de twee afbeeldingen samenvoegt. Het zonder enige argumentatie geïntroduceerde 'beste dekkingsgebied' is rond 10x te groot. Het toont aan dat (een deel van?) de opstellers van het rapport geen notie hadden van de werking van GSM. 054 De meest logische aanrijdroute van Utrecht naar de plaats delict speelt zich vrijwel volledig af buiten de serving cell van 14501 te Deventer, zeker ook als men meerekent dat de Zwolse Weg (===>, plaats delict) was afgesloten.
055 In een analyse van de dekking door 14501 rond de A28 werd wederom 't Harde centraal gesteld, terwijl het door Louwes genoemde alibi 't Harde juist had uitgesloten, e.e.a. bevestigd door het eerder genoemde PV uit 2014. Bijna het hele hier weergegeven gebied ligt in de schaduw van een hoge stuwwal, zie figuur 005. 056 In het wel relevante gedeelte van de A28 zijn waarden (200) opgenomen die betrekking kunnen hebben op berekend padverlies maar niet op de signaalsterkte. De waarden verspringen op onlogische wijze van -140 dBm en daaromtrent naar -200 dBm . Juist daar waar de omstandigheden voor ontvangst het gunstigst zouden moeten zijn, ook volgens het rapport, zou de ontvangst juist 60 dB verslechteren dus met een factor van 1 miljoen!.
057 Het rapport hecht grote waarde aan de C/I- waarden; deze ontbreken echter juist daar waar ze relevant zijn. Ook zijn ze niet in aanmerking genomen voor de dekking weergegeven in figuur 052. 058 Het TT rapport maakt melding van twee scenarios als voorbeeld. De omleiding via directed retry staat er niet tussen. Juist dat protocol verklaart het navolgende.
059 De registratie van de gespreksduur klopt niet. De zoveelste aanwijzing dat er iets bijzonders aan de hand was: Radio Link Failure (ETSI...). Ook hierover is niets te vinden in het TT rapport. 060 Het dossier meldt dat mevrouw Wittenberg aantekeningen maakte van het gesprek. Wat precies, dat staat weer eens niet in het dossier. Overigens maakte Mevrouw Wittenberg later nog meer aantekeningen op dit blokje. Daarmee klopt het scenario van het OM ook hier weer niet.
061 Juist een gesprek via een overshooting cell (14501 naar de A28) verklaart de te korte registratie van de gespreksduur (wegens een dropped call). In de serving cell (scenario OM) zou dit niet gebeuren. 062 Het is schier onmogelijk het geknoei in het rapport samen te vatten. Desondanks hier een poging, niet bedoeld om volledig te zijn.