DNA, mtDNA

Er is nogal wat DNA gevonden. Omdat de veroordeelde P2 volgens eigen zeggen geslachtsgemeenschap met het slachtoffer had gehad, is zowel in zijn versie van de gebeurtenissen, als die van het OM de aanwezigheid van zijn DNA niet vreemd. Het is er ruimschoots op allerlei plaatsen te verwachten plekken, alleen niet in de slip. Maar daarover in de volgende paragraaf meer. Het gaat om 'gewoon' autosomaal DNA en Y-str DNA. Allebei geheel volgens de verwachting.

Daarnaast is er onderzoek gedaan naar mitochondriaal DNA. Daarvan is erg veel aanwezig in lichaamscellen, zodat heel geringe bijdragen al goed zijn aan te tonen. In sperma zit zo weinig, dat het bij de analyse nooit is terug te vinden.
En wel ja, er werd niets van P2 gevonden. Maar wel van verschillende andere personen (stuk of vier). Op zich niet verwonderlijk, want een enkele haar kan al zorgen voor onverwachte resultaten. Het slachtoffer was niet thuis vermoord, dus bijdragen van buitenstaanders zijn niet onmogelijk.

mtDNA, hoe zit dat?

In de mitochondrieën -kleine cellen in een lichaamscel - bevindt zich ook DNA. Maar niet in de vorm van een dubbele helix (schroefvormig molecuul), zoals in de kern, maar als een cirkelvormig molecuul, zoals we bij de bacterieën aantreffen - daar stammen die mitochondrieën dan ook van af (Lynn Margulis 1967).



Positie van de mitochondrieën. In principe zijn er meerdere in een cel (tot een max. van 2000) met hetzelfde DNA erin.
Slechts een klein deel van het mtDNA (in de d-loop) wordt gebruikt voor herkenningsdoeleinden. In dat deel wordt gezocht naar mutaties. De code C16221T betekent, dat er daar op de plaats van een bepaalde base (normaal C) een andere zit (hier T).


De onbekende mtDNA donor

Zowel in twee sporen met sperma van P2, als in twee haren, gevonden op het slachtoffer, werd een bijmenging van hetzelfde mtDNA-profiel (C16221T) van een onbekende gevonden, niet zijnde P2. Die variatie in bronnen is opmerkelijk. Eén van de haren werd op de hals van het slachtoffer gevonden (de andere op haar trui, dus onder de jas, waarmee ze was afgedekt). Volgens Derksen (Dubbel gedwaald. Putten II en de Rijswijkse moordzaak, ISVW Uitgevers, Leusden 2017) is dit daarom een potentieel daderspoor. Het profiel is redelijk selectief. In de database van Empop zitten voor Nederland 768 relevante profielen, waarvan er slechts één (uit Zuid-Holland) overeenkomt met het hier gevonden profiel met de code C16221T. Voor geheel Europa is het voorkomen 1 op 500, zie ook het kaartje. Voorts is van belang, dat lang niet alle sporen op mtDNA werden onderzocht. Ook niet gering: geen enkel spoor leverde mtDNA van P2 op. Hij zou dus geweld hebben uitgeoefend op het slachtoffer, zonder ander materiaal dan zijn sperma1 achter te laten, een onwaarschijnlijke gang van zaken.2

Verdeling van vastgestelde mtDNA profielen (HVS1) in Europa (rood). Hierbinnen zijn de C16221T mutaties in groen weergegeven.Eén van de kennissen van het slachtoffer komt uit Portugal (hij heeft een alibi). Zijn DNA werd nooit afgenomen. (Https://empop.online.) Archeologisch onderzoek vond dit kenmerk voor het eerst ongeveer 6000 jaar terug in de tijd bij een vrouw nabij Lissabon.

Het strijdpunt tijdens de laatste zittingen betrof de waarschijnlijkheid, dat deze sporen van één persoon of van meerdere personen afkomstig konden zijn. Er werd geschermd met de omstandigheid, dat familieleden in vrouwelijke lijn hetzelfde profiel dragen. Alsof het voor de hand ligt, dat er meerdere familieleden op dezelfde pd in de spermamonsters en de gevonden haren verschijnen, zonder dat dit ook maar in enige mate plausibel is geworden.

Er liggen binnen het redelijke een aantal alternatieven voor, ik noem er drie:

  1. één persoon liet vier identieke DNA-sporen achter, van heel diverse aard (haren, spermasporen)
  2. twee personen met hetzelfde profiel lieten twee aan twee de twee soorten sporen (in 'sperma', op haren) achter (op zich al een vreemde 'constructie').
  3. vier verschillend personen lieten vier verschillende sporen met hetzelfde mtDNA achter.
Welnu, de waarschijnlijkheden van deze drie opties verhouden zich als
  1 : 768 : 500.000.000,
afgaande op de gegevens in de database. Zolang niet duidelijk is, wie de donor van dit spoor was, zien wij hier potentiële dadersporen. En daarbij is P2 van deze potentiële dadersporen uitgesloten, een feit dat van de rechtsprekende instanties onvoldoende gewicht krijgt.
Wil je toch iets speculeren over familie-relaties in dit geval, dan duikt het drugsscenario op: hier is een dadergroep, bestaande uit verwanten (broers, sommige parallelle neven en achterneven3) een mogelijke optie.
Daarnaast blijft het volkomen raadselachtig, waarom het NFI geen andere donor in de autosomale sporen van het 'sperma' vond naast dat van de gedaagde, terwijl er een duidelijk mtDNA-signaal werd waargenomen. Misschien keek het NFI door dezelfde bril, als ter gelegenheid van het DNA-onderzoek in de Deventer Moordzaak?

De rechtbank van Zutphen draaide zich uit de problemen met de vaststellingen uit de punten 130 t/m 134 hieronder, d.w.z. een onduidelijke presentatie door het FLDO. m.b.t. de mtDNA resultaten van de wattenstaafjes bovenbeen en ingang vagina. Hierdoor werd het hele mtDNA-resultaat doodleuk over de schutting gekieperd. Dit terwijl de OvJ het volgende had geconcludeerd:
"Tijdens de inventarisatie van de stukken bleek dat het spermaspoor bovenbeen verschillende nummers heeft gehad. De vraag was of het wel echt sperma bovenbeen was of toch sperma ingang vagina. Uiteindelijk blijkt dat er wel verwisseling nummers is geweest. Deze verwisseling is van administratieve aard geweest. De sporen zelf zijn niet verwisseld."
De fout lag dus echt niet bij het FLDO, maar bij het OM zelf. I.p.v. de rekening bij het OM te leggen, legde de rechtbank de rekening bij de verdachte!!

Vervolgens wijdde het hof van Arnhem in het arrest van 10 november 2011 geen enkel woord aan de optie, dat spoor C16221T wel eens een daderspoor kon zijn. Het gegeven werd volkomen genegeerd.
In de slotparagraaf van het arrest wordt duidelijk, waarom niet:

"Het mag gezegd worden: de raadsman heeft veel werk gemaakt van de zaak. Zijn verzoeken en pleidooi heeft hij gepaard doen gaan met uitvoerige schriftelijke stukken. Hetgeen daarin is verwoord is niet altijd even toegankelijk gebleken. De schriftelijke toelichting op de verzoeken gedaan op 24 mei 2011 behelst 356 pagina’s en het pleidooi in hoger beroep bestaat uit 424 pagina’s. Soms lijken redeneringen ineens te stoppen en is niet duidelijk of, en zo ja welke conclusie door de raadsman daaraan verbonden wordt. Andere dan de hiervoor besproken verweren, uitdrukkelijk onderbouwde standpunten of verzoeken heeft het hof daarin niet herkend."

Juist, het hof geeft de facto toe, dat het het allemaal niet heeft gesnapt! Of was het gewoon teveel moeite?

  1. Sperma laat geen mtDNA-sporen na, al het overige celmateriaal juist wel.
  2. De sporen bloedvlekje en nagelvuil komen elders aan de orde. Deze sporen leverden ook geen mtDNA van de gedaagde.
  3. In sommige culturen (waarin neef-nicht-huwelijken gebruikelijk zijn) kunnen daarenboven dragers van hetzelfde mtDNA-profiel nog gemakkelijker clusteren.

Beschikbare relevante documentatie

Hoge Raad 2000

"In de beide haren werd een duidelijk mtDNA profiel vastgesteld (type A*) met daarnaast een geringe bijdrage van een tweede mtDNA-type (waarschijnlijk afkomstig van het slachtoffer, zie hieronder).
(..)
In 1 spermaspoor (buiten of op het lichaam) (Extract spermaspoor buitenzijde vagina [ws.buit.z.vag] werd een zuiver mtDNA-profiel vastgesteld welke volledig overeenkwam met het type A profiel eerder aangetroffen in de twee haren.

In het tweede spermaspoor (verkregen d.m.v. een vaginaal uitstrijkje) (Extract spermaspoor vagina-ingang [ws.ing.vag.]) werd het mtDNA-type B (dus van het slachtoffer) aangetroffen.
"
(..)

*) Zo werd destijds in de procesvoering het profiel C16221T aangeduid.
Merk op, dat destijds nog niet kon worden vastgesteld, dat de herkomst van dit mtDNA-profiel niet overeenstemde met het DNA-profiel in de spermacellen. Ook, dat de laatste vaststelling later werd gecorrigeerd.

P. de Knijff, rapport 18 augustus 2008.

"Het in het spoor [“spermadruppel” bovenbeen] vastgestelde mtDNA profiel is echter niet afkomstig van het sperma, maar van een zeer geringe (minder dan 5%) hoeveelheid gecontamineerd celmateriaal van een onbekende persoon".

P. de Knijff, deskundigerapport FLDO van 16 februari 2009.

"In spermacellen zijn slechts zeer weinig mitochondriën aanwezig en derhalve ook zeer weinig mtDNA. Deze mitochondriën gaan vaak tijdens de DNA extractie door middel van de differentiële lysis methode verloren (zie bijlage: mtDNA Investigations after differential lysis). In alle overige typen celmateriaal is daarentegen Juist zeer veel mtDNA aanwezig, wat niet verloren gaat tijdens de differentiële lysis. In een mtDNA-onderzoek op een mengsel van spermacellen en ander celmateriaal wordt daardoor bijna altijd alleen het mtDNA-profiel waargenomen wat afkomstig is uit het andere celmateriaal en niet uit het sperma. Dit is hier hoogstwaarschijnlijk ook het geval".

Rechtbank zitting Zutphen 8 juni 2009

professor De Knijff (FLDO) [Volgorde van de fragmenten klopt mogelijk niet]

"Het enige wat wij weten is dat er in dat spoor [demo: het tweede sperma spoor] een ander, ogenschijnlijk ongemengd mtDNAprofiel is aangetroffen. En dat mtDNA-profiel komt niet overeen met het slachtoffer en komt ook niet overeen met de verdachte."
(…)
"Wij hebben nu, want die mtDNA-profielen waren natuurlijk al een aantal jaren geleden gemaakt, ook deze mtDNA-profielen vergeleken met de mtDNA-profielen van mijn laboratoriummedewerkers en ook die hebben niet deze specifieke sequentievolgorde. Dus die kunnen wij in ieder geval uitsluiten."
(..)
"Het nieuwe van dit rapport
[bedoeld wordt dat van 16 februari 2009] is dat wij zeker weten dat die bijdrage A niet van de verdachte afkomstig kan zijn. Maar dus van een, tot nu toe, nog steeds onbekend gebleven persoon."
(..)
'Wel is het zo dat wanneer het mtDNA-profiel van een spoor niet overeenkomt met het mtDNA-profiel van een persoon, we deze persoon voor 100% kunnen uitsluiten als bron van dit spoor".
(..)
"dan kan dat bijna niet anders dan dat dus geen spermacellen van die andere persoon zijn geweest, maar andere lichaamscellen. (…) dan moet er dus een contaminatie met ander celmateriaal, van een andere persoon, in zitten."
(..)
"En uit het feit dat [het LGC] in hun autosomale DNA-profiel van het “spermaspoor bovenbeen" de conclusie trekken dat het een ogenschijnlijk ongemengd DNA-profiel is met geen enkele indicatie voor een onbalans tussen de X-en de Y-pieken, kun je bijna niet anders dan constateren dat die tweede bijdrage, die geringe bijdrage, waarschijnlijk van een man afkomstig is. Maar zeker weten kun je dat op grond van dit onderzoek niet."
(..)
"Het feit dat je in het sperma-extract een discrepantie vindt tussen een Y-chromosomale en een autosomale match en een non-match op het gebied van mtDNA zou je dus alleen maar kunnen verklaren in dit geval, dat is de meest voor de hand liggende verklaring, dat er een geringe contaminatie van ander celmateriaal van een andere persoon in zit. En dat moet dan ander celmateriaal zijn, anders dan sperma, en dat zou dan verklaren waarom je daar een heel ander mtDNA-profiel in vindt."

Hier spreekt De Knijff zich tegen, het ontbreken van een bijmenging in het Y-str profiel wijst meer op een vrouwelijke, dan een mannelijke bijdrage. Deze vaststelling is veel sensibeler, dan de geconstateerde balans tussen de X en Y pieken in het autosomale profiel. De belangrijkste gevolgtrekking, dat er ander celmateriaal dan sperma aanwezig moet zijn (n.b. in spermasporen en haren) raakt wat onderbelicht.

Requisitoir Zutphen 26 Augustus 2009 - Mr. J.M. Fröberg Officier van Justitie

"1. SPERMASPOOR BOVENBEEN/BUITENZIJDE VAGINA (AWA#900) Dit spoor is op de plaats delict op het rechterbovenbeen aangetroffen en bij de sectie op 10 januari 1994 bij het NFI veiliggesteld en bemonsterd. Het wordt omschreven als vloeibare druppel, aan de randen deels ingedroogd. Het autosomale profiel van dit spoor komt volledig overeen met het autosomale profiel van verdachte [demo: P2]. Het y chromosomale profiel komt volledig overeen met het y chromosomale profiel van verdachte. Het mtDNA profiel komt niet overeen met dat van verdachte of slachtoffer."
(..)
"2. SPERMASPOOR INGANG VAGINA (AWA#901) Dit spoor is veiliggesteld en bemonsterd bij de sectie op 10 januari 1994 bij het NFI. Het autosomale profiel komt volledig overeen met het profiel van verdachte. Op 1 locus zit een vermenging met een ander kenmerk nummer 18 dat van het slachtoffer kan zijn. Van dit spoor is een mtDNA profiel gemaakt dat afkomstig is van een onbekende donor."

"5. HAAR #17(SVO 219) Aangetroffen op de hals van het slachtoffer. Van deze haar is een mt DNA profiel gemaakt. Het resultaat is een gemengd mt DNA profiel van twee personen. Een van de twee mt profielen van de haar komt overeen met het mt profiel van sperma bovenbeen, de ander met het slachtoffer."

"4. HAAR #15 (aangetroffen op trui SVO 207) (FLDO 16-02-09) Gemengd mtDNA profiel van twee personen. De resultaten zijn hetzelfde als die van de bovengenoemde haar #17. Een van de twee mt profielen van beide haren komt overeen met het mt profiel van sperma bovenbeen, de ander met het slachtoffer."

Merk op, dat de conclusie, dat er geen enkele match is met de aangeklaagde, maar wel 4x met een onbekende, ontbreekt.

Pleitnota Zutphen 4 september 2009 - Mr. R. van Boom Raadsman

Mr. R. van Boom Raadsman

"Haren 15 en 17
Rapport van het FLDO 00-036
De haren #15 en #17 blijken hetzelfde mtDNA te bevatten als het spermaspoor bovenbeen, te weten 16221T. "

"Spermaspoor bovenbeen
Rapport van het FLDO 08-130
In het spermaspoor bovenbeen zit het mtDNA profiel 16221T (ingang vagina wordt hier niet onderzocht).
Voorts blijkt uit dit rapport dat dit profiel niet overeenkomt het profiel van P. en Christel. "

"Spermaspoor ingang vagina
Rapport van het FLDO 00-036 In het spermaspoor ‘ingang vagina’ werd het mtDNA profiel van Christel aangetroffen. " (..)

"Rapport van het FLDO 02-007
In het spermaspoor ‘ingang vagina’ blijkt niet mtDNA van Christel te zittten, maar het mtDNA profiel 16221T. Hetzelfde profiel als de hoofdprofielen in de haren #15 en #17 (zie de ‘Y’ op pagina 704 van het eindprocesverbaal in samenhang met de verklaring van De Knijff ter terechtzitting op 8 juni 2009 over mengprofielen in mtDNA, pagina 52) en hetzelfde profiel als het spermaspoor bovenbeen. "

Merk op, dat er geen meningsverschil bestaat tussen de OvJ en de raadsman omtrent de inhoud van de hier besproken sporen.

Rechtbank Zutphen uitspraak 9 oktober 2009

124. Voorop wordt gesteld dat, als in een forensisch DNA-onderzoek een mtDNA-overeenkomst gevonden wordt tussen een spoor en een referentiepersoon, er altijd rekening mee dient te worden gehouden dat het niet uit te sluiten is dat iedere in vrouwelijke lijn aan de referentiepersoon verwante man of vrouw de donor van het aangetroffen mtDNA kan zijn. Ook bestaat de kans dat een niet in vrouwelijke lijn aan de referentiepersoon verwante man of vrouw per toeval hetzelfde mtDNA-profiel heeft. Sommige mtDNA-profielen komen namelijk voor onder grote delen van de bevolking. Een mtDNA-profiel is dan ook vele malen minder uniek dan een autosomaal DNA-profiel. Dit betekent dan ook dat aan een mtDNA-match vele malen minder bewijswaarde kan worden gehecht dan aan een autosomale DNA-match.171 Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat, hoewel de gevonden mtDNA-profielen in de sporen identiek zijn, daaruit niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat het in de haren #15 en #17 aangetroffen mtDNA van één en dezelfde persoon afkomstig is.

129. De vraag is voorts of aan het feit dat het mtDNA in het spoor bovenbeen overeenkomt met het mtDNA-profiel in haar #15 en haar #17, terwijl de haren op een ander moment zijn veiliggesteld dan de spermasporen, betekenis moet worden toegekend. Gelet op de geringe bewijswaarde van mtDNA kan uit de overeenkomende mtDNA-profielen niet worden geconcludeerd dat deze dezelfde persoon als donor hebben. De rechtbank beantwoordt deze vraag voorts tegen de achtergrond van de volledige overeenkomst tussen het autosomaal en Y-chromosomaal DNA-profiel van het spermaspoor ws. buitenzijde vagina en het DNA-profiel van verdachte, en ook de DNA-onderzoeksresultaten van de overige spermasporen. De daarbij komende reële mogelijkheid van contaminatie door de jaren heen, leidt de rechtbank tot de conclusie dat het mtDNA-resultaat van de bemonstering ws. buitenzijde vagina op zichzelf genomen en evenmin in verband beschouwd met de mtDNA-resultaten van het onderzoek naar haren #15 en #17, niet de conclusie rechtvaardigt dat dit gevonden mtDNA-profiel zonder meer leidt naar een andere persoon die het delict zou hebben gepleegd. De rechtbank ziet in deze mtDNA-onderzoeksresultaten evenmin aanleiding om te twijfelen aan het daderschap van verdachte.

130. Uit de rapportage van het FLDO uit 2002176 zou, zoals de verdediging heeft gedaan, kunnen worden afgeleid dat ook het spoor ws. ingang vagina een mtDNA-profiel zou hebben gelijk aan het betreffende profiel in de haren #15, #17 en ws. buitenzijde vagina.

131. In 2009 heeft het FLDO177 alle resultaten uit het door haar verrichte mtDNA-onderzoek op een rijtje gezet. In die rapportage wordt - zakelijk weergegeven - vermeld dat het mtDNA-profiel van de verdachte niet overeenkomt met het in de haren #15, #17 en het spoor ws. buitenzijde vagina vastgestelde mtDNA-profiel. In dat overzicht wordt geen melding gemaakt van een resultaat met betrekking tot de bemonstering ws.ingang vagina. In de rapporten van 16 februari 2009178 en 27 augustus 2008179 komt deze bemonstering evenmin voor.

132. In 2000 heeft het FLDO de mtDNA-profielen van de spermasporen ws. buitenzijde vagina en ws. ingang vagina vergeleken met de mtDNA-profielen van het slachtoffer en de haren #15 en #17.180 Voor ws. ingang vagina werd gerapporteerd dat het mtDNA-type B was aangetroffen, hetgeen overeenkwam met het mtDNA-type van het slachtoffer. Voor ws. buitenzijde vagina werd een zuiver mtDNA-profiel gerapporteerd welke volledig overeenkwam met het type A-profiel dat gemengd met het type B-profiel in de haren #15 en #17 was aangetroffen.

133. In het rapport van 4 april 2002 van het FLDO181 wordt, onder verwijzing naar de onderzoeksresultaten in het rapport 00-0036 uit 2001, echter een mtDNA-resultaat over ws.ingang vagina gerapporteerd dat niet strookt met het in dat rapport gerapporteerde resultaat. Waar in rapport 00-0036 het mtDNA-profiel van ws. ingang vagina overeenkomt met het mtDNA-profiel van het slachtoffer, wordt in 2002 gerapporteerd dat het mtDNA-profiel overeenkomt met een zogenaamde "onbekende 4 of G". Het resultaat van ws.ingang vagina dat gerapporteerd wordt, komt vervolgens wel weer overeen met het resultaat dat in 2009182 gerapporteerd wordt voor ws. buitenzijde vagina. In het betreffende rapport in 2002 wordt over ws. buitenzijde vagina in het geheel niet gerapporteerd.
Desgevraagd heeft De Knijff ter terechtzitting aangegeven hiervoor geen verklaring te kunnen geven.183

134. De conclusie van de rechtbank is dan ook dat er op dit punt sprake is van een ongerijmdheid in de rapportages van het FLDO. Het is niet mogelijk daaruit enige conclusie te trekken. Echter, indien ook voor deze spermabemonstering zou kunnen worden vastgesteld dat er mitochondriaal sprake is van een non-match met verdachte en/of het slachtoffer, dan kan hieraan, gelet op de eerder weergegeven conclusies met betrekking tot de overige mtDNA-onderzoeksresultaten geen doorslaggevende betekenis worden toegekend.

Merk op, dat De Knijff de verwisseling van het spoor van het slachtoffer met dat van de onbekende heeft bevestigd ter zitting en tevens, dat de OvJ zich daarbij had neergelegd. Toch blijft de rechtbank deze verwisseling aandragen, terwijl de hieraan voorafgaande verwisseling (uit de jaren 90, wellicht de oorzaak van het feit, dat De Knijff het eea moest repareren) wordt verzwegen. In dat kader is het verwijt aan het FLDO een gotspe te noemen. Ook is het een gotspe, om slordig administreren nu als argument tegen een verdachte aan te voeren.
De theorieën omtrent het voorkomen van bepaalde mtDNA-profielen van de rechtbank zijn geheel voor eigen rekening, later onderzoek heeft dat niet bevestigd. In de omgeving van Putten is het bedoelde profiel tot op heden niet aangetroffen (Eén geval in Leiden, wellicht een werknemer van het FLDO?).
Merk ook op dat de verklaring van De Knijff geheel is genegeerd. En dat de verdachte met zekerheid van dit profiel is uitgesloten.

Requisitoir Hoger Beroep 12 oktober 2011

[voetnoot ]9 Een mitochondraal DNA heeft weinig onderscheidend vermogen doordat dit DNA onveranderd wordt doorgegeven van moeder op kind. Dit betekent dat alle personen (dus mannen en vrouwen) die in directe vrouwelijke lijn aan elkaar zijn verwant, hetzelfde mtDNA-profiel hebben.

Nog een nawoord.

Het is mogelijk meer zekerheid te verkrijgen omtrent de controverse. Gewoon het onderzoek van het mtDNA een bredere basis geven. Maar daar is onze rechtsstaat niet op ingericht. Zodra de verdachte achter de tralies zit, wordt de sleutel weggegooid en het onderzoek gesloten. Ook als dat onderzoek nog kan worden voortgezet...

MtDNA bewijs door het hele proces heen: mtDNA_selectie.pdf