Er klopt heel veel niet, De PG geeft
daar vele voorbeelden van, die ik hier deels herhaal.
(Conclusie
PG 21-08-2012)
De tip van de CID
Ik kom
afsluitend terug op de inlichtingen die het startpunt vormden voor het
tweede politieonderzoek.
Hierboven in 1.3 heb ik melding gemaakt van inlichtingen die waren
opgenomen in een CID-verbaal van 11
maart 1994. In dit CID-verbaal is niet uitsluitend een mededeling
opgenomen over de moord op
(vermoedelijk) [mw. M.]. Hierin staan namelijk meer misdrijven
beschreven, enkele zelfs betrekkelijk
concreet: een overval op bewoners van een woning in Breda (waarbij een
kluis was geopend), een inbraak
in een specifiek genoemde straat in Breda, beroving van een vrouw die
geld had gepind, en de afpersing
met een vuurwapen van een vrouw met kind. Door het evaluatieteam is
tevergeefs getracht om 'mutaties'
en aangiftes te achterhalen die betrekking kunnen hebben op deze
delicten. Ook overigens is onderzoek
van het evaluatieteam naar bevestiging van deze vrij opvallende
misdrijven zonder resultaat
gebleven. Dit roept de vraag op of deze andere misdrijven werkelijk
hebben plaatgevonden. De
hierdoor gerezen twijfel over het waarheidsgehalte van de
CID-informatie heeft m.i. consequenties voor de
geloofwaardigheid van de informatie die de basis vormde voor het tweede
politieonderzoek, dat (zoals
bekend) heeft geleid tot de aanhoudingen en de veroordelingen van [Anil
B.], [Achmed L.], [Appie T.],
[Jane H.], [Karin N.] en [Jenny L.]. Niet is gebleken dat de politie
indertijd reeds dergelijk 'toetsend'
onderzoek heeft uitgevoerd.
In het manuscript van van Koppen cs (
De
dood in het Chinese restaurant) vinden wij de bevreemding (op zijn
zachts gezegd) ook terug:
Naar
aanleiding van de CID-informatie wordt door leider van het onderzoek [teamleider]
een proces-verbaal
gemaakt waarin iets merkwaardigs staat.
Gemeld
wordt dat de informatie goed aansluit bij ‘bevindingen uit eerder
opsporingsonderzoek’ naar
gewapende overvallen op cafetaria’s in Sittard
en Geleen. In dat
onderzoek is het vermoeden gerezen dat Jenny, Achmed
en Appie deel uitmaken van
een groep personen die criminele activiteiten
pleegt. Uit ons dossier
kan niet goed worden afgeleid wanneer dit rechercheonderzoek
precies heeft
plaatsgevonden, waarop de verdenkingen zijn
gebaseerd en wat er met de
resultaten van het onderzoek is gebeurd. Toch
bestaat er naar het
oordeel van de rechercheur voldoende aanleiding tot
het trekken van de
volgende, voorlopige conclusies:
‘Het
was mij, verbalisant [teamleider], bekend dat deze personen vanaf
het voorjaar van 1993 tot
begin 1994 vermoedelijk meerdere strafbare
feiten hebben gepleegd
waarbij zij steeds opereerden vanuit
het pand Teteringse Dijk
92 te Sittard.
Het
was mij, verbalisant [teamleider], bekend dat in die groepering de
vrouwelijke verdachten
vrijwel steeds de voorbereidende werkzaamheden
pleegden welke
noodzakelijk waren voor het plegen
van het feit door
informatie te verschaffen over, dan wel op de uitkijk
te staan bij, het plegen van
strafbare feiten. Bij deze overvallen
werd steeds zeer grof
geweld toegepast en er werd vrijwel steeds
gebruikgemaakt van
vuurwapens, waarmee ook daadwerkelijk
werd geschoten.’
De politie, je beste vriend of - in het licht van het onderzoek van de
PG - toch een gevalletje meineed?
Het alibi van Achmed L.
Namens
[Achmed L.] is een alibi gepresenteerd door de persoon [betrokkene 23].
Hij verklaarde op 16 mei
1995 ter terechtzitting van het hof:
"Op zaterdag 3 juli 1993 heb ik mijn verjaardagsfeest gevierd samen met
onder meer [Achmed L.]. Ik ben
toen met hem op stap geweest. In 1993 ben ik gedetineerd geweest van 15
juni 1993 tot 12 november
1993 (...). Ik had proefverlof aangevraagd. Dit was mij toegewezen en
ik zou op donderdag, 1 juli 1993, de
dag van mijn verjaardag, met proefverlof gaan. Toen werd ik echter
plotseling overgeplaatst naar "De
Corridor". Aldaar mocht ik pas op vrijdag, 2 juli 1993, met
weekendverlof, namelijk van vrijdag tot
maandag. Het was mijn eerste verlof aldaar. Op zaterdagavond, 3 juli
1993, hadden [betrokkene 24], een
nicht van mij, en [Achmed L.] een verjaardagsfeest voor mij
georganiseerd. Wij zijn toen op stap geweest
in de binnenstad van Breda. Met mij bedoel ik mijn nicht, [betrokkene
24], mijn neef [betrokkene 25],
[Achmed L.] en ik. Wij zijn toen tot sluitingstijd, 02.00 uur 's
nachts, in "De Bolero" geweest. Toen hebben
wij deze gelegenheid verlaten. [Achmed L.] was toen bij ons. Ik ben
toen een broodje gaan eten in
broodjeszaak "Panaché". De anderen hebben toen buiten op mij gewacht
terwijl ik een broodje bestelde.
Dat heeft zo'n vijftien tot twintig minuten geduurd. Daarna hebben wij
zo'n twintig minuten op de taxi
gewacht. Toen wij omstreeks 02.40 uur een taxi te pakken kregen, zijn
wij met z'n vieren naar huis, naar
de [m-straat] te Breda, gereden. Tegen 03.00 uur kwamen wij daar aan.
(...). [Achmed L.] was ook mee
naar binnen gekomen. Hij bleef bij ons slapen."
[Betrokkene 23] was volgens de bijlage bij het proces-verbaal ter
terechtzitting van 16 mei 1995 inderdaad
kortstondig in vrijheid, namelijk van (vrijdag) 2 tot (maandag) 5 juli
1993.
De door hem genoemde [betrokkene 24] heeft op dezelfde zitting
verklaard:
"Ik ken [betrokkene 23]. Dat is een neef van mij. Ik weet dat hij op 1
juli jarig is. Ik kan mij zijn
verjaardag in 1993 nog goed herinneren. Dat komt omdat ik toen samen
met [Achmed L.] zijn
verjaardagsfeest heb georganiseerd. [Betrokkene 23] kwam op vrijdag met
verlof thuis. Op zaterdagavond
hebben wij zijn verjaardag gevierd."
In
hetgeen volgt bevestigt [betrokkene 24] de verklaring van [betrokkene
23], met dien verstande dat
[Achmed L.] in haar verklaring op enig moment ergens midden in de nacht
naar huis is gegaan en dus niet
is blijven slapen. Problematisch is dat de genoemde [betrokkene 25] als
getuige ter zitting van het hof
heeft verklaard zich dit verjaardagsfeest inderdaad te herinneren, doch
het feest situeert in de nacht van 1
op 2 juli 1993, en dus niet in de nacht van 3 op 4 juli 1993. Hij is
overigens niet erg zeker van zijn zaak.
Het
hof heeft het alibiverweer van [Achmed L.] gepasseerd met een
overweging die identiek is aan die
waarmee het hof het alibiverweer van [Appie T.] heeft verworpen.
Het is praktisch om reeds nu te
melden dat [betrokkene 24] bij gelegenheid van het interview door het
evaluatieteam heeft volhard in haar mededelingen. [Betrokkene 23] en
[betrokkene 25] zijn niet opnieuw
gehoord.
Zie toe, dat er een taxi werd besteld, een actie, waarnaar doorgaans
kan worden gerechercheerd. In geen enkel document lees ik hier iets van
terug.
Uit de verklaring blijkt, dat de getuige een crimineel verleden had,
dat zou zijn betrouwbaarheid kunnen afzwakken. Maar wat betekent dit
dan ten aanzien van de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen van
de drie vrouwen, die deelname aan een levensdelict hadden bekend?
Het hof van Den Haag zal later de onderlinge verschillen van de diverse
verklaringen benadrukken. Dit komt heel eigenaardig over in het licht van de vele
punten van tegenspraak, tussen de belastende verklaringen van de drie
vrouwen, die het Hof kennelijk geen zorgen baarden. Gewoon een kwestie
van wie je wilt geloven, lijkt het.
Herrie
5.2.
De verklaringen van [Jane H.]
(..)
Bij [de P.] aangekomen is [mw. M.] (volgens [Jane H.]) voor de deur
mishandeld door twee van de drie
mannen. De deur van het afhaalgedeelte is geopend met de door [mw. M.]
meegenomen sleutels. [Jane
H.] bleef buiten toen [Anil B.] en [Appie T.] met [mw. M.] het
restaurant betraden. Geschreeuw
was buiten
hoorbaar. Nadat [Jane H.] na ongeveer tien minuten twee pistoolschoten
hoorde is zij het restaurant en de
keuken ingegaan, gevolgd door [Karin N.].
(..)
Wij liepen langs deze auto. Ik zag dat
Jenny de vrouw in de auto duwde. Ik hoorde dat de vrouw gilde en
schreeuwde. (...).
(..)
Ik
hoorde op een zeker
moment Appie binnen roepen:
"Vertel op, vertel op". Ik hoorde de vrouw
iets gillen of schreeuwen. Even
hierna hoorde ik twee schoten.
(...). [Karin] en ik liepen hierna naar
binnen."
(..)
"[Mw. M.] is geslagen en getrapt. Daardoor zakte zij ineen op de
straat. De jongens hebben toen nog
doorgetrapt. Er werd ook getrokken aan haar. Maar zij bleef
tegenstribbelen. Zij schreeuwde hard.
Dat was
ook een reden om haar zo te schoppen."
[Karin N.] geeft bij haar 12e verhoor, 27 april 1994, de volgende
beschrijving:
"De wijze waarop "Appie" en Achmed de vrouw uit de auto sleurden, was
zeer hardhandig, alsof het een
stuk vuil betrof. Ik zag dat zij haar rond haar middel en bij haar
armen vastpakten en zo de auto
uittrokken. Ik zag dat zij daarbij geholpen werden door Anil, die
achterin de Opel Omega zat en die de
vrouw de auto uitduwde. Ik hoorde dat de Chinese vrouw luid krijste en
woorden uitriep, die ik niet
kon
verstaan.
(..)
Ik zag vervolgens dat Anil vanaf de achterbank uit de auto stapte. De
auto bleef geparkeerd staan op de
[b-straat], waarbij mij opviel dat de stadsverlichting van de auto
brandde. Ik zag dat [mw. M.] telkens
probeerde overeind te komen, maar zij werd telkens teruggeduwd en
geschopt door "Appie" en Achmed. Ik
zag dat Anil om de auto heenliep naar [mw. M.] toe. Ik zag dat hij zich
bij "Appie" en Achmed voegde en
eveneens begon te schoppen tegen het lichaam van de Chinese vrouw. Deze
mishandeling van de vrouw op
het trottoir van het Chinees restaurant duurde naar mijn idee ongeveer
3 á 4 minuten, waarbij ik de
Chinese vrouw onophoudelijk hoorde huilen
en krijsen. De mishandelingen
gingen gepaard met het
uitschelden van de Chinese
vrouw. Ik hoorde dat de 3
jongens de vrouw
uitscholden voor "hoer", "kutwijf"
en meer van dit soort scheldwoorden.(..)"
Ten slotte [Jenny L.], 4e verhoor, 3 mei 1994:
"(..)Kennelijk werden de jongens hierdoor kwaad. Ze begonnen
de vrouw op "beestachtige" wijze te slaan en te schoppen. (...). Het
Chinese vrouwtje begon te gillen
en te
schreeuwen. Ze had zichtbaar
pijn. Het geweld dat haar werd aangedaan
was enorm. (..)"
En wederom [Jenny L.], 5e verhoor, 4 mei 1994:
"Het vrouwtje wilde niet uit de auto komen. Vervolgens zag ik dat
Achmed het vrouwtje bedreigde met een
vuurwapen. Hij zwaaide met een vuurwapen en riep daarbij met luide
stem: "Er uit, kom eruit!" (..)"
De PG concludeert vervolgens terecht:
Het tijdstip van deze ernstige mishandeling zou zijn gelegen tussen
ongeveer 4.15 uur en 5.00 uur, een
moment waarop veel mensen een periode van diepe slaap doormaken (*).
Niettemin, de nacht van 3 op 4 juli
was een zomernacht. Het was zwoel. [Jane H.] en [Karin N.] hebben nog
overwogen 's nachts te gaan
zwemmen in de Galderse meren. Te verwachten valt dus dat van veruit de
meeste woningen het
slaapkamerraam geopend was.
Bij die stand van zaken is het m.i. hoogst onwaarschijnlijk dat
werkelijk niemand van de velen die
woonachtig zijn in die nabije omgeving van het restaurant ook maar iets
heeft gehoord van het (langdurig)
gillen en schreeuwen. Toch moet dat worden aangenomen, want in het
uitgebreide buurtonderzoek is niets
van dien aard naar voren gekomen. Dat laat zich m.i. vrijwel niet
verenigen met de getuigenissen van de
drie vrouwen over het lawaai waarmee het gruwelijke schouwspel gepaard
zou zijn gegaan.
Ook zonder geopende ramen zou je
verwachten, dat het geschreeuw gehoord werd.
Het hof van Den Haag liet vervolgens deze tegenwerping onbesproken.
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
|
Grote ramen,
waarschijnlijk enkel glas en toch niemand die de herrie had gehoord.
|
(*) Hier zwakt de PG zijn betoog onnodig af; uit
onderstaand hypnogram blijkt duidelijk, dat in die periode de kans op
ontwaken juist erg groot is:
|
In de eerste drie à vier
uur wordt de diepste slaapfase bereikt, later wordt steeds vaker de
waakfase bereikt (Met dank aan wikipedia).
|