De cassatie 2004-2005 |
Ook al staat in dit document aangegeven, dat de
aanvraag van de cassatie een integraal onderdeel is van dit document,
bevindt dit deel zich er helaas niet bij.
Wel laten de gebezigde middelen zich goed reconstrueren, door de
bespreking van de AG, die deel uitmaakt van de uitspraak. Hier de
reconstructie: 20040707cassatiemiddelen.pdf
Eerst even de tijdlijn, voor zover na te gaan:
Datum | Omschrijving | Karakteristiek |
7 juli 2004 |
Indiening | Reconstructie |
2 november 2004 |
Pleidooi Mr. G.G.J. Knoops | Verslag |
9 november 2004 |
Conclusie Mr. Vellinga | Bespreekt 30
middelen, waarbij het 29e slaagt |
Commentaar Mr. G.G.J. Knoops | Tekst niet beschikbaar | |
Brief Ernest Louwes | Tekst niet beschikbaar | |
22 februari 2005 |
Uitspraak HR | Afwijzing |
Ook al bestaat de aanvraag uit 30 middelen, bij nadere studie laat deze aanvraag zich vereenvoudigen tot een drietal onderdelen:
Ad.
(ii) art. 474, tweede lid, Sv: |
|
"Ten aanzien van de bij de verwijzing vernietigde uitspraken doet het gerechtshof opnieuw recht; ten aanzien van de bij de verwijzing niet vernietigde uitspraak handhaaft het gerechtshof deze met geheele of gedeeltelijke overneming, aanvulling of verbetering der gronden of doet, met geheele of gedeeltelijke vernietiging der uitspraak, opnieuw recht met inachtneming van artikel 467, eerste of tweede lid." |
Dit laat ruimte genoeg over voor allerlei varianten van
herziening.
In 174 wijst de AG erop, dat het Hof het financiële motief, dat door het OM werd aangedragen niet heeft overgenomen. Dat was in het requisitor -kennelijk- de grond om een veroordeling wegens 'moord' te eisen i.p.v. wegens 'doodslag'.
In 175 & 189 wijst de AG erop, dat uit de motivering van het
Hof zonneklaar blijkt, dat voor de motivering van 'moord' i.p.v.
'doodslag' duidelijk gebruik gemaakt wordt van de wijze waarop het
delict is gepleegd.
De AG wijst erop, dat daarbij een zekere rol is toegedicht aan de
mogelijkheid, dat de verdachte zich ook gedurende
het toebrengen van de verwondingen die de dood van het slachtoffer
verklaren, had kunnen bezinnen op de gevolgen van zijn handelen.
In 190 wijst de AG erop, dat dit toch wel heel vreemd is, en zeker niet in overeenstemming is met de bedoelingen van de wetgever (die volgens de AG leidend moeten zijn, blijkt uit zijn gehele betoog).
Onder het gehele betoog van de AG sluimert de gedachte -zo lijkt het- dat het Hof onvoldoende er zich rekenschap van geeft, dat de oorspronkelijke rol van het mes (dat de dader bij zich zou hebben gehad) dient te zijn uitgespeeld. Hij benadrukt dit zelfs, door te stellen, dat het formeel helemaal niet is vastgesteld, dat er een steekvoorwerp is gebruikt.
De gehele bespreking, met nadruk op het bovenstaande hier: 20041109conclusie29AG.pdf
Op pagina 6 van dit document valt helder te lezen, dat de HR geheel voorbij gaat aan de argumentatie van de AG. Of dit zomaar mag, weet ik niet, of het netjes is, wel.
Hier
komt het euvel goed aan het
daglicht, dat het Hof van Den Bosch zichzelf een mentale reconstructie
van de moord maakte, zonder zich te bekommeren om de veelheid van
technisch bewijs, wel vastgelegd of niet. Het technische bewijs laat
wel degelijk toe, te concluderen, dat het hier een weloverwogen moord
betreft, een moord met voorbedachte rade dus. Tegelijkertijd zal bestudering van dit bewijs duidelijk maken, dat een daaruit volgende reconstructie geen ruimte laat voor het daderschap, zoals dit tot nu toe is aangenomen. Het gerechtelijke proces loopt in dezen dus als het ware mank. Mr. Vellinga geeft er blijk van, zich dit te realiseren. Dit blijkt uit zijn pleidooi, om niet alleen 'moord' in 'doodslag' te veranderen, maar ook tegelijkertijd opnieuw te bezien, of dit wel past in het geheel van de bewijsvoering: 212.(..)Is er sprake van voorbedachte raad, dan kan de rechter de oorspronkelijke veroordeling, uitgesproken door het gerechtshof te Arnhem handhaven. Zo nee, dan kan deze worden vernietigd en een veroordeling worden uitgesproken voor doodslag. Ook deze mogelijkheid verwerp ik. Een dergelijke beslissing zou de feitenrechter teveel belemmeren in zijn onderzoek van de zaak. Dat zou weliswaar beperkt kunnen blijven tot de vraag of de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, maar dat voorkomt niet dat de toedracht van de levensberoving opnieuw moet worden onderzocht. Bovendien komt de rechter wel in een heel merkwaardige situatie terecht wanneer hij zou moeten oordelen over voorbedachte raad in geval hij op grond van dat nieuwe onderzoek zou twijfelen aan verdachtes daderschap. |
|