Hitting with a trace

In dit plaatje is de meest waarschijnlijke locatie van de 16 seconde lang durende verbinding terug te vinden:

I.t.t. tot wat tijdens het proces werd beweerd, behoeft de verbinding niet over een heuvelrug gelegd te worden.

Met behulp van  www.ahn.nl kan ook het dwarsprofiel onder deze verbinding van stap tot stap worden opgemeten. In de onderstaande figuur zien wij deze weergegeven als een groene curve.

De aarde is een bol, met een zekere kromming, de bruine curve. Ruimtelijk gezien, is het hoogteprofiel nu correct weergegeven door de groene contour .
De blauwe trace is gebaseerd op globale temperatuursgegevens. Boven de stuwwal was de inversie vermoedelijk sterker (kortere verticaal). Op basis hiervan is de rode trace berekend (appendix).

De A28 nabij Nunspeet ligt op een viaduct.

Zoals in de bovenliggende paragraaf propagatie al is getoond, verplaatsen electromagnetische verschijnselen zich in de atmosfeer langs curven, i.p.v. langs rechten. In ons geval trad inversie op (gegevens van De Bilt 20:00 OET), de bovengrens is in het trace-diagram met een blauwe stippellijn aangegeven. Van die inversie is een versterkt verval van optische dichtheid langs de opwaartse vertikaal het gevolg. Of dat verval geleidelijk verloopt of schokkerig, valt niet na te gaan. In het geval van geleidelijkheid is het effect nog het geringst. Dit geval is nagerekend. De curve van voortplanting wordt gekenmerkt door een afbuiging omlaag van 0,000203 radialen per km. Omdat de aarde een curve heeft van 0,000157 radialen/km, kromt de trace zich ook ten opzicht van het aardoppervlak. De curve, die de zender met de omgeving van de ontvanger verbindt, wordt in het gangbare jargon een trace genoemd, het vinden van die curve noemt men ook wel tracing. De gevonden trace is in de figuur aangegeven. De blauwe trace heeft een kromme van 0,000302 radialen per km.

Dit lijkt maar een toevallige, geïsoleerde verbinding, maar let wel, ook bij een 'meer normale' verbinding is er maar één trace (in feite een smal bundeltje, afhankelijk van de afmetingen van de beide antennes).

Appendix

In het dieper gelegen IJsseldal (Heino) was de temperatuur duidelijk lager dan te De Bilt. De inversie is dan plaatselijk sterker. Het temperatuurverschil is daar ongeveer 2 oC, dus dubbel zo groot. Hiermee rekening houdend is de blauwe trace ingetekend.

Links de betrokken weerstations. Rechts de temperatuursontwikkeling op meetstationhoogte. De violette lijn geeft plaats en moment van de telefoonverbinding weer.
Bron: KONINKLIJK NEDERLANDS METEOROLOGISCH INSTITUUT (KNMI). Bij gelijke temperatuur van de bovenlucht is de inversie bij Heino sterker dan te De Bilt.

Omdat de inversielaag maar zo smal was, hebben hoogteverschillen in het onderliggende profiel wezenlijke invloed op het propagatiegedrag. Als er een heuvel aanwezig is, is de bijbehorende temperatuursgradiënt ineens veel sterker en de afbuiging dus ook. Hierdoor lijkt een trace op afstand het bodemprofiel te volgen en over obstakels heen te buigen, zoals zichtbaar in de rode trace.
Bedacht moet worden, dat de horizontale en verticale assen een heel andere schaal hebben (m en km respectievelijk). Bij gelijke schalen lijkt de trace nog het meest op een strakke horizontale lijn. Meer details:

Voorts zie: Signals and Communication Technology H.Sizun 2003, meteo 23 september 1999 en rapport berekening ray traces.