We beginnen maar weer met een paar feiten.
Zo kwam de term nagelvuil
in de plaatst van de nagelknipsels, waarna anderen naast over nagelvuil
ook gingen spreken van celmateriaal, dat onder
de nagels zou zijn aangetroffen.
Let wel, dat het om twee sets nagelknipsels ging in twee potjes. De onder-
en bovenzijden van deze nagels konden vrijelijk met elkaar in contact
komen, zodat van een scheiding tussen DNA van onder- en bovenzijde nooit
serieus sprake kon zijn. En nooit zag iemand celmateriaal
onder de microscoop.
Hoe goed men ook kijkt, de nagelknipsels zijn op deze foto niet eens zichtbaar. Doordat de knipsels werden verplaatst kwamen de onderzijden van de knipsels in contact met de bovenzijden. |
Nadat de term nagelvuil in allerlei beschouwingen publiek was geworden werd deze nog eens officieel gebezigd in het advies van de ACAS (Advies Commissie Afgesloten Strafzaken) van 21 januari 2014:
"DNA in het nagelvuil.
Volledigheidshalve wijst de Commissie er op dat in de rapportage van 19
mei 2006 het NFI adviseert, het nagelvuil van de
geknipte nagels van het slachtoffer Y-chromosomaal op DNA te laten
onderzoeken. Het resultaat hiervan staat in het hierna te bespreken FLDO
rapport N06-102 van 11 september 2006."
"Het FLDO rapport N06-102 van 11 september 2006 maakt duidelijk dat in het nagelvuil van het slachtoffer [AFZ648#1, AFZ648#2 en AFZ948#2] een Y-chromosomaal DNA-profiel is aangetroffen dat past bij het Y-chromosomale DNA-profiel van [veroordeelde]. Er is geen DNA aangetroffen van anderen dan het slachtoffer en [veroordeelde]."
De ladder is beklommen, van onvolledige sporen, ergens aan het oppervlak van afgeknipte nagels uit een tijdperk, dat men zich nog nauwelijks om de kwetsbaarheid van sporenonderzoek bekommerde, naar een forse hoeveelheid (want autosomaal aangetoond) incriminerend DNA in nagelvuil.
Opdat de lezer niet met raadsels blijft zitten: het NFI stelde in 2004 vast, dat er geen sporen autosomaal DNA van Louwes op de nagelknipsels zaten. Wel werd er driemaal Y-str DNA aangetroffen in het genoemde FLDO-onderzoek. Wat breng ons dit nu?
Om via autosomaal onderzoek DNA te kunnen aantreffen, ligt de lat op een hoogte, afhankelijk van het gezochte resultaat. Wil men een volledig profiel aantreffen, heeft men al gauw een hoeveelheid DNA nodig die correspondeert met de inhoud van 15 tot 20 cellen. Dat gold ook in 2004 voor het NFI.(*) Voor een onvolledig profiel ligt de lat wat lager. Er werd ook geen onvolledig profiel gevonden. Dus lag de lat op minder dan 10 cellen.
Om een Y-string profiel te vinden, ligt de lat veel lager. Men laat het DNA gewoon veel langer zichzelf kopiëren. Met 3 tot 5 cellen - conservatief geschat op basis van literatuur - vond men destijds al een partieel profiel.
Zijn dat er nou veel of weinig?
Om die vraag te beantwoorden, moeten we het meest voor de hand liggende vreedzame scenario nalopen. Dat luidt dat tijdens een gesprek speeksel van Louwes op rug en schouder van het slachtoffer werd overgedragen. Veel? Ja heel veel. Via onderzoek, zie paragraaf 6.3.2 valt na te rekenen, dat er in twee minuten zo'n 100.000 cellen de mond van een gemiddelde spreker verlaten. Toen mevrouw Wittenberg haar blouse opnieuw aantrok (**), kwamen haar vingertoppen in contact met al dat DNA. Sterker nog, toen de Technische Recherche onderzoek deed aan het lichaam van het slachtoffer (in de avond van 25 september 1999, daar zijn bewijzen voor), ging de blouse weer over de vingertoppen. Als 1 op 1000 cellen daarbij oversprongen zat er DNA van Louwes op al haar vingertoppen.
(*) In 2004 meldde het NFI, dat er
tenminste 200 cellen nodig waren voor een volledig profiel. Maar in 2000
had het hoofd van de DNA-afdeling, Prof. Dr. Ate D. Kloosterman al
geschreven, dat een optimaal resultaat kan worden verkregen met 30-150
cellen DNA (in de publicatie: DNA als gerechtelijk bewijsmateriaal, NFI,
2000).
In 2003 schreef een stagiaire (Emily Besselink) onder auspicien van.
Prof. Dr. Kloosterman een rapport getiteld "Current and Future
Developments in Forensic DNA Typing" en bracht daarin de ondergrens
terug tot 15 cellen.
(**) Er is sprake van een poging tot
beïnvloeding van het gerechtshof in 2004 door de familie, die in een
brief heeft gewezen op de gewoonte van het slachtoffer om vaak van
kledingstuk te wisselen. Als die beïnvloeding succes heeft gehad – de
poging is geheel buiten het arrest gebleven – dan is het hof voorbij
gegaan aan de omstandigheid, dat een dergelijk kleedgedrag ertoe leidt,
dat een eerder gedragen kledingstuk later weer wordt gebruikt, zonder
het tussentijds te wassen.